monkey mind

Al snel waaien mijn gedachten naar het verjaardagsfeest van afgelopen zaterdag. Die chocotoff-taart was geen overrompelend succes, volgende keer toch een andere kiezen. De Limoncello na de koffie was top, maar wat jammer dat hij niet gekoeld was. Met ijsblokjes lukte het wel, maar misschien had ik het ijs moeten crushen, dat was lekkerder geweest bedenk ik me nu.
Voor mijn geestesoog verschijnt een beeld waarin ik met een hamer sta te kloppen op een theedoek gevuld met ijsklontjes. Dat kan handiger. Gewoon in de blender. Of zoals ze dat in Amerika doen: een enorm ijsblok te lijf gaan met een icepick. Waarmee dat mens in Basic Instinct de man vermoordde. Of was het andersom? En toen was daar het beaver-shot.

Oh ja, terug naar hier, terug naar nu, terug naar mijn adem. Ik zit namelijk te mediteren, en dit is wat mijn geest doet: van hot naar her springen. Daarom noemen we het in zen de monkey mind.
Adem in en adem uit… en weer in… en uit…
Geen drie tellen later ben ik alweer weg: deze keer schiet ik in een podcast-fantasie. Ik wil podcasts gaan maken. Ik heb al drie interviewvragen verzonnen voor ik alweer bedenk waarvoor ik hier zit: oh ja, om te mediteren, om te ademen. En ‘mijn geest geest leeg te maken’.
Dat laatste is fictie. Je geest leeg maken bestaat niet. Hooguit is er een kleine pauze waarneembaar in die continue gedachtenstroom. Die pauze is je moment om weer in de driver’s seat plaats te nemen en de controle over te nemen van die monkey mind. Terug naar hier, terug naar nu, terug naar ademen. Zitten, ademen, aanwezig zijn.

Het lukt een tijdje om helemaal bij mijn ademhaling te blijven. Om de golfslag van mijn adem te voelen in mijn hele lichaam. Hoe de lucht naar binnen stroomt en weer naar buiten gaat. In… en uit… en in… en uit…

Verdorie, nu ben ik Wim alweer vergeten te vragen of hij dat leeslampje niet lastig vindt, als ik ’s avonds in bed nog zo lang zit te lezen in de 7 zussen-reeks die ik van buurvrouw Katrien en buurvrouw Ilse mocht lenen.
Die paracetamol heeft vanavond trouwens ook niks gedaan, ik voel nog altijd wat hoofdpijn. Mijn benen doen pijn. De kerkklok slaat negen. Is het nog geen tijd? Hoe lang nog?
Oeps, ademen. Ademen. Ademen. En nog eens. Nog eens. En nog eens.
Zal wel mooi worden die kasten die we gaan laten maken voor de bureau, ik kijk er zo naar uit om alles mooi te gaan inrichten en ordenen! We zijn from scratch moeten beginnen met een andere firma, want met Camber liep het voor geen meter. Wat een belabberde service. In mijn hoofd ben ik de mail aan het schrijven naar Camber, om te bedanken voor bewezen diensten. Ik strek mijn benen. Wat een gek gevoel als de doorstroming daar weer op gang komt. Wel lekker ook eigenlijk. Hoe lang nog? Zijn die twintig minuten nu nog niet om? Zal wel niet lang meer zijn. Nog even doorademen, kom op. Zal ik nog een paar van die Hema-handschoentjes bijkopen? Ze zijn spotgoedkoop (geen vijf euro voor twee paar!) en ze zitten supergoed, zo heb ik vanavond proefondervindelijk vastgesteld. Al is twee paar eigenlijk ook wel genoeg om een winter door te komen, niet? Maar Stella éét zowat handschoenen, denk ik soms. Want waar verdwijnen al die verloren exemplaren anders naartoe? Steeds één helft van het paar verweesd achterlatend, want ze verliest er nooit twéé… Vreemd… Adem…
Fijne plek toch altijd hier. En zo stil. Wat een weelde eigenlijk om zo samen te kunnen zitten zwijgen.
Kijk nou, wat een gekke vlek daar op de vloer. Oeps, ademen. Ademen. Ademen. Zeg, heb ik die paracetamol eigenlijk wel ingenomen? Ik weet dat ik een tabletje in een glas water heb gegooid, maar ik herinner me eigenlijk niet of ik dat nu opgedronken heb? Geen wonder dat het niks doet… Straks eens kijken in de badkamer of dat glas er nog staat. Oei, als ik nu al zo hard begin te vergeten…
En toen borrelde dit blogje op. Heb ik toch nog iets aan die monkey mind.

Dit ongecensureerde inkijkje in mijn hoofd wordt u vriendelijk aangeboden door de ToBe-mindfulness-terugkomsessie van zojuist. Met dank aan alle deelnemers. Wat doet dat een mens veel deugd.

losers

Wij zijn de kneusjes van de straat. Nu het zwembad bij de overburen eindelijk af is, hebben ook de laatste zwembadloze buren de werkzaamheden aangevat: ook daar komt er één. Wat ons definitief tot de laatste zwembadlozen van de straat bombardeert. Sukkels. De losers, de kneusjes, de paria’s van ’t straat. Degradatie naar vijfde provinciale. Met dat stigma zullen wij moeten leren leven, want bij ons zal er nooit één komen. Het zit er gewoonweg niet in, en los daarvan weet ik niet of ik het over mijn hart zou krijgen in deze tijden van vliegschaamte, vleesparia’s en andere neologismen waarmee we om de oren geslagen worden sinds we ons openlijk zorgen maken over de planeet: voortplantingsschaamte, plasticschaamte, treintrots, …

‘Hoe durf je!’ toeterde Greta ons allemaal woest toe. En dan antwoord ik bedremmeld: we hebben ‘maar’ één auto, geen zwembad dus en een kleine restafvalcontainer voor ons gezin van vijf personen. Ik doe bijna alles met de fiets. Dat zijn allemaal organisch gegroeide keuzes, mijn man kookt zelfs al geregeld vleesloos en dat heeft niets te maken met milieu-fundamentalisme. Onze ecologische voetafdruk is vast nog buitenmaats. Onze zwembadloosheid is dan ook eerder een geval van toeval dan van zwembadschaamte.
Al zwem ik wel heel graag. En lijkt het me heerlijk om te kunnen poedelen in je eigen tuin in zomers als degene die we net beleefden. Maar zwemmen doe ik dan maar in het fijne stedelijk zwembad van Turnhout, wat als extraatje een heerlijke sauna heeft, waar ik ook nog eens geregeld blog-inspiratie opdoe.

Er staat bij ons ook geen Porsche voor de deur. We zijn echte losers.
Gelukkig zijn er véél ergere dingen dan het gemis van een zwembad of een Porsche: geen douche hebben, geen dak boven je hoofd, geen werk, ziek zijn, je land moeten ontvluchten, om maar een paar dingen te noemen. Of chronisch geconstipeerd zijn – ik zeg maar wat. Daarvan zijn we gelukkig gevrijwaard gebleven tot op heden.
Nee, we tellen onze zegeningen en voelen ons rijk. Ons zwembad mag dan wel leeg/onbestaande zijn, ons glas is wel halfvol.
Hoe rijk je ook bent, uiteindelijk verlang je naar dingen die je niet kunt krijgen. Een mens is nu eenmaal een verlangend wezen. Ik las ooit in een top tien van adviezen voor een lang en gelukkig leven, dit: ‘ga in een straat wonen waar de meesten het minder goed hebben dan jijzelf.’
Daarin hebben we glansrijk gefaald. Maar wat wel gelukt is: we wonen in een straat waar we goed samen lol kunnen maken. De zomerbarbecue en de winterfakkeltocht zijn vaste waarden van jaren her, tradities waar we stevig aan hechten. We zorgen voor elkaar en steunen elkaar als de nood aan de man is, we waarschuwen elkaar als er vreemde dingen gebeuren in de straat, en we vieren de grote gebeurtenissen van het leven samen met veel toewijding. Een sterk staaltje van gezonde sociale cohesie, quoi.

Er staat bij ons geen Porsche voor de deur, statusblik kunnen we ons niet permitteren. Wel een tweedehands blauw hybride vehikel. Je kunt naar boven of naar beneden kijken, die keuze maak je zelf. Deze kneusjes hebben het supergoed.
En als je wil horen hoe ‘losers!’ echt hoort te klinken, luister dan naar Het Heerlijk Hoorspel ‘De Reisgenoot’ van het Geluidshuis. Hoe acteur Johan Heldenbergh daar zijn kornuit de huid volscheldt voor ‘LOSER!!’, dat is van een ongeëvenaard niveau. Alleen Johan mag mij een loser noemen, ik zal die geuzennaam trots en met geheven hoofd dragen. Voor het milieu. En voor Greta. Dan maar geen zwembad.