kijk daar fietst Martine

koffie en schrijfdromen

Kijk, daar fietst Martine. Zie je haar? Daar, op haar blauwe fiets met de groene fietstassen. Ze rijdt door de stad en gaat naar zieke mensen. Op de bagagedrager van haar fiets heeft ze haar dokterstas stevig vastgebonden onder een snelbinder. Die tas zit vol pilletjes en spuitjes en pleisters om de zieke mensen beter te maken. Meestal zijn de zieke mensen blij dat dokter Martine komt. Maar soms is het heel verdrietig. Soms zijn de mensen zo ziek dat ze dood gaan. Dan kan dokter Martine alleen maar iets geven tegen de pijn, of om wat beter te slapen. Er bestaan ook pilletjes tegen angst. Maar soms blijven de mensen bang, of boos, of wil de pijn niet weggaan.

Weet je wat dokter Martine ook altijd in haar fietstas heeft? Een thermosflesje hete koffie. In de hele stad kent ze elk bankje waar ze even kan uitrusten met een kopje koffie. Er zijn heerlijke bankjes langs het water, in de velden, op het kerkhof, in de tuin bij de nonnetjes en soms zit ze gewoon op de trapjes van de kerk. Als ze maar even pauze kan houden en koffiedrinken, want daar wordt ze blij van. Helemaal als er ook een chocolaatje bij is. Dat kan je ook wel zien.

Waar ze ook heel blij van wordt – nog veel blijer dan van koffiepauzes – is van schrijven. Dokter Martine schrijft graag stukjes, want soms is ze zo moe van het zorgen voor de zieke mensen, dat een kopje koffie niet meer helpt.
Het liefst zou ze altijd schrijven. Een echte schrijver zijn. Maar ja, die verdienen niet veel geld. (behalve als je Harry Potter boeken kan schrijven natuurlijk). En Martine heeft nog drie lieve kinderen waar ze voor moet zorgen. Die kinderen moeten natuurlijk net als jullie naar school, en ze groeien uit hun kleren. Ze hebben nieuwe schoenen nodig als hun voeten groeien, en een boekentas, en sportkleren, en ze eten natuurlijk heel veel omdat ze zo hard groeien.
Martine en haar man Wim noemen die drie altijd hun superkindjes. Maar dat mogen die kinderen niet horen, hoor. Daarvan gaan ze maar met hun neus in de wind lopen.

Martine is wel een beetje een rare mevrouw. Kijk maar naar dat gekke korte haar. En dat ze zo graag alleen is. Wel gek als je bedenkt dat ze zo’n groot gezin wou. Als ze alleen is, kan ze fijn in haar eigen hoofd zitten. Daarom gaat ze vaak muisstil en kaarsrecht op een kussentje zitten. Mediteren noemt ze dat.
Naar feestjes gaat ze alleen als ze er echt niet onderuit kan.

Rennen doet ze ook het liefst alleen.
En schrijven natuurlijk. Misschien dat ze daarom wel zo graag schrijft, omdat je dat helemaal in je eentje doet. Dat deed ze vroeger al, toen ze zelf nog een kind was. Dan zat ze hele dagen in haar kamertje te schrijven. Als ze op vakantie was geweest bijvoorbeeld. Dan schreef ze alles in haar dagboek, en pas dan was de vakantie klaar.
Doet ze trouwens nog steeds, dat dagboek. Elke dag.

Maar dat er maar geen echt boek van komt, zit haar toch dwars. Ze schijft stukjes voor haar eigen blog, voor een doktersnieuwsbrief en voor een tijdschrift zelfs een echte column. Maar dat boek dat blijft ze maar uitstellen. Te moe van de zieke mensen, zegt ze dan zelf.

Maar weet je wat ik denk?
Dat ze het stiekem niet kan. Dat denk ik.
Zo komt dat boek er natuurlijk nooit. Dat komt goed uit want dan kan het ook niet mislukken. Slim toch?

Ik weet wel wat ze moet doen: vasttapen op een stoel en blijven zitten en schrijven. Niet meer zoeken naar de ideale plek (die heeft ze al: haar eigen tuinkamer) en het ideale moment of wachten tot het rustig is in haar hoofd of in haar werk. Dat wordt het toch nooit. Ze moet gewoon schrijven.
Want als ze schrijft, is ze gelukkig. En als ze gelukkig is, schrijft ze.

(Dit kinderverhaal was een schrijfopdracht aan het begin van mijn schrijfvakantie afgelopen juni: stel jezelf aan je medecursisten voor in 1 van volgende drie stijlen: kinderverhaal, fantasy of Bouquet Reeks.
De Bouquet Reeks hou je nog van me tegoed... Als ik durf...)