good food all day

Of hoe een mens op zoek naar een simpele snelle en hopelijk niet te vette hap onderweg, belandt in het mooiste luxehotel dat ik ooit gezien heb.
IMG_2277Het was de laatste échte vakantiedag in Schotland, we hadden enkel nog reisdagen voor de boeg waarin veel kilometers gevreten moesten worden, en het werd later en later. Lees verder

zonnebrillen en midges

Laat ik het zo stellen: mijn zonnebril heb ik niet nodig gehad. Verder viel het weer wel mee. Het is maar net zoals de dichter Ted Hughes antwoordde toen hem gevraagd werd waarom hij graag vakantie hield in Schotland: ‘There’s no such thing as bad weather, only inadequate clothing’. Van adequate clothing waren we ruimschoots voorzien, en gelukkig hebben we daarvan niet alles nodig gehad. Zoals bijvoorbeeld de muskietennetjes voor over onze petten of hoeden, noch de aromatische geraniumolie, de deet-muggenrollers of de klamboe.
Van de voorspelde midges hadden we nog het meeste schrik toen we een vakantie in Schotland planden, al zonk die schrik in het niet bij Lees verder

De macrobiotische periode van mijn moeder

Haar gierstkoekjes waren een groot succes en ook de seitan vonden we best te pruimen. Haar brandnetelsoep vond gretig aftrek, maar daarna ging het bergaf. Over de marmite en de miso waren we al minder enthousiast. Miso noemden we koeienpoep, en die beschrijving klopte zowel qua geur en textuur helemaal met het vieze bruine spul in de glazen pot dat we geacht werden op ons brood te smeren. (Klik hier voor de volledige column)

gezondNU, juli 2018, www.gezondnu.nl

Viersterrendienst

Ik heb er net een 12-uursdienst op zitten en fiets met een blij gevoel naar huis. Dat euforische momentje waarop je de deuren van de wachtpost uitloopt, de ochtendlucht proeft, je longen vol zuurstof zuigt, op de fiets stapt en plots een overweldigend gevoel van vrijheid ervaart terwijl een zacht briesje door je haren strijkt.

Het was een lange dienst op de huisartsenwachtpost. Samen met chauffeur Wendy had ik visitedienst en we hebben weer goed werk verricht. Leuke dingen meegemaakt (weerzien met een oude vriendin in het dorp van mijn jeugd), heftige dingen (agressieve man in de politiecel moeten bezoeken, hij was gelukkig uitgeraasd) en the usual stuff (koorts, pijn, ongerustheid). Huisartsenwerk.

Niets dan voordelen aan deze langere diensten. Goed gewerkt en lekker geslapen. Het opgemaakte bedje stond al klaar en er lagen schone handdoeken gereed (nee, ik heb geen gebruik gemaakt van de douche en de handdoeken). En assistente Titia kwam me nog even vragen hoe laat ik gewekt wilde worden voor ik onder de lakens kroop. Alleen het glaasje versgeperste jus ontbrak eraan, en ik moest op mijn tong bijten om niet te zeggen dat ik het eitje bij mijn ontbijt het liefst ‘sunny side up’ wilde hebben.

Hier in Vlaanderen zijn de diensten heel anders dan die ik vroeger in Tilburg deed: als ik daar de zaterdagavond dienst had, begon die al om kwart voor vijf, zodat ik het gevoel had dat mijn weekend zaterdagmiddag al om was. Rond een uur of drie nog snel onder de douche en mijn tas inpakken, en dan met hangende schoudertjes naar de post, waar de mensen gegarandeerd alweer met de benen buiten hingen en ik tot bijna middernacht in hoog tempo consulten draaide met het gevoel aan de lopende band te staan. Vervolgens ruim na middernacht uitgeknepen thuiskomen waar ik zo moe was dat ik niet vóór twee uur in mijn bed raakte. Decompressie heeft tijd nodig. Maar dat was dan weer niet bevorderlijk om de zondag aan te vatten: met een katergevoel stond ik op en zo was ook half mijn zondag al ingepikt.

Nee, dan dit: zolang de menselijke maat nog een beetje mag meespelen, blijkt een 12-uursdienst dus minder ingrijpend dan een 7-uursdienst. Is dat niet vreemd? Die menselijke maat miste ik in Tilburg heel erg. Zoals dat vreemde verbod op een uiltje knappen tijdens een nachtdienst. Zijn dokters dan geen mensen die na een hele dag plus nacht werken behoefte hebben aan rust? Geregeld ben ik op de terugrit naar huis aan de kant gaan staan om even de ogen te sluiten. Soms was ik een gevaar op de weg, dat kan ik niet ontkennen.

Alle gekheid op een stokje: ontbijt is niet inbegrepen. Heerlijk wel dat ik op deze manier gewoon nog een heel weekend heb: mijn dienst gaat pas zaterdagavond om 20 uur in en omdat ik een paar uurtjes heb liggen pitten, hoef ik de zondag ook niet brak op de bank door te brengen. Ik heb gewerkt én ik heb lekker weekend kunnen houden. Dat weekend had nog een extra bonus in petto: het was alweer zo’n schitterende zomerdag, we zouden het bijna normaal gaan vinden.

Op deze manier nachtdienst doen? I could get used to it. Of: als het dan toch moet, dan maar liever zo.

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

Het verre familielid

Hij was zo aardig, zo vasthoudend, zo overtuigend. Ik kende hem al jaren als een vriendelijke eenzaat. Zelfs de koningin had hij geschreven over zijn doodswens. Ze schreef niet terug en hij bleef met zijn doodswens voortleven.

Af en toe zag ik hem op het spreekuur. Dan meldde hij tussen neus en lippen door dat hij nog steeds dood wilde, en dan antwoordde ik zoals altijd vriendelijk maar kordaat dat ik begrip had voor zijn wens, maar dat ik hem niet kon helpen omdat hij niet aan de criteria voldeed. We hadden ons eigen vaste scenario ontwikkeld, en elk contact werd met dit rituele dialoogje afgesloten. Waarna we in goede verstandhouding weer afscheid namen.

En toen kreeg hij kanker. Nog inoperabel ook en de specialist kon zich vinden in zijn besluit om zich niet te laten behandelen gezien het stadium van de tumor.

Triomfantelijk meldde hij zich weer op mijn spreekuur.

‘En nu, dokter?’ Hij vond het een lot uit de loterij en ik gunde hem dat lot graag.

Zo gezegd, zo gedaan. We handelden in alle sereniteit de nodige formaliteiten af en zouden op een vrijdag overgaan tot de euthanasie.

‘Maar ik wil er niemand bij’, bezwoer hij me, ‘ik wil sterven zoals ik heb geleefd: alleen.’

Zo aardig, zo vasthoudend, zo overtuigend dat ik met hem mee ging in dat verzoek. Hij regelde een ver familielid dat half en half op de hoogte werd gebracht: wél dat hij terminaal ziek was en het niet meer al te lang zou maken en of het verre familielid dan bereid was alles na zijn dood verder af te handelen. Dat wilde het verre familielid wel, maar níet dat het een dood op bestelling was, en dat de datum al gepland stond.

Het werd vrijdag. Naam en telefoonnummer van het verre familielid lagen klaar op de salontafel, naast alle belangrijke paperassen, netjes gerangschikt. Mijnheer lag in bed, in vredige afwachting van zijn spuit.

Ik wenste hem een goede reis, spoot de spuiten leeg en zachtjes ging hij heen. Waarna ik een paar keer diep ademhaalde, hem een aaitje over zijn wang gaf, en de telefoon nam om het verre familielid te bellen. Er werd niet opgenomen. Sterker nog: het nummer klopte niet. Daar zat ik nu met een lijk. Maar zoals dat gaat met leven en dood: uiteindelijk kwam alles goed, en heb ik op de harde manier een stevige les geleerd.

Vele jaren later vroeg een patiënte om euthanasie. We praten over de uitvoering en het door haar aangedragen scenario. ‘Wie wil je erbij hebben?’, vraag ik.

‘Niemand. Helemaal niemand. Ik wil alleen gaan,’ zegt ze beslist.

Alleen? Over mijn lijk.

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)