Zen en de kunst van euthanasie

De gemeentelijk lijkschouwer die na mijn eerste euthanasie zijn papierwerk zat in te vullen, kon het niet laten om te vragen: ‘Hoe voelt dat nou om een mens te doden?’ Hij had er duidelijk niets van begrepen. Met sensatie heeft euthanasie hoegenaamd niets te maken.

Maar eerlijk is eerlijk, ik had er lang mee geworsteld: hoe los ik dat conflict van principes op? Principieel was ik als arts altijd al vóór euthanasie. Ik vond dat dat bij het vak hoorde. Maar gelukkig was ik de dans altijd ontsprongen. Het was de eerste tien jaren van mijn praktijk eigenlijk nooit voorgekomen, of patiënten overleden spontaan net vóór het zover was.
Maar dat principe van mij vocht intussen wel met het ‘Gij zult niet doden’-gebod waar ik in mijn katholieke jeugd en op de nonnenschool goed van doordrongen was. Maar ik heb ook de artseneed afgelegd, en beloofd lijden te verlichten.

Ik zat mezelf dus in de weg toen de eerste echte euthanasiecasus zich aandiende. Het was allemaal razend spannend. Ik wilde het echt doen voor die mevrouw, wier lijden groot en invoelbaar was, en die zo duidelijk en standvastig was in haar wens.
Tegelijk wilde ik haar niet belasten met mijn gedub: zou ik het wel kunnen als het moment daar was?
Gelukkig had ik een goeie coach. Mijn zenleraar adviseerde om een genereuze houding aan te nemen in dit hele proces: ‘Ik doe dit gráág voor u’.

Eigenlijk was hij gewoon jaloers, en dat gaf hij ook ruiterlijk toe: ‘Als zenleraar wil ik mensen gelukkig maken. Ik leer mensen mediteren, en daar worden ze gelukkiger van. En als ze veel mediteren, dan kunnen ze misschien zelfs de verlichting bereiken, want daar is het boeddhisten allemaal om te doen, nietwaar? Maar jij kunt écht verlichting geven.’ Want dat is een zachte dood: de ultieme verlichting. Niet alleen in het boeddhisme.

En zo verliep het precies. Doordat ik dagelijks mediteerde en dat rond die euthanasie ook consequent ben blijven doen, kon ik vooraf en achteraf heel veel verwerken. Alle emoties en gedachten die bij me op kwamen, hadden daarmee geen kans meer om in de weg te zitten. Ik was op en top voorbereid (als een topsporter, doorloop je tijdens je meditatie vaak heel visueel alle opeenvolgende situaties en handelingen die zich voordoen) en zeer gefocust. Zo gefocust dat ik niet eens de kerkklok hoorde luiden die op het moment suprême twaalf uur sloeg.

Haar naaste familie stond om haar heen, zij lag rustig in een stoel, de hele kamer vol rozen en kaarsjes en zachte muziek. Ze knikte heel stellig toen ik haar voor de laatste keer vroeg of ze er echt mee wilde doorgaan. En daarop bracht ik één voor één de inhoud van de klaargemaakte spuiten in het infuus dat vooraf door de verpleegkundige was ingebracht.

Op deze manier is mijn eerste euthanasie een topervaring geworden. Dat klinkt misschien vreemd, maar onder artsen durf ik dat zo te stellen. Een topervaring voor de familie die erbij was, de zo gewenste verlichting voor deze dierbare patiënte, en een topervaring voor mij. Dit is waar het om gaat: leven en dood. Dat is de kern van ons vak.

Ik zeg niet dat alle (huis)artsen euthanasie moeten kunnen doen. Iedereen mag die afweging gelukkig voor zichzelf maken.
Maar ik zeg tegen de jonge huisarts, die op het symposium van de Levenseindekliniek haar integere verhaal vertelde en duidelijk nog in de fase was tussen willen en durven: zorg voor een goede coach of buddy, en durf deze stap te zetten. Meer nog: zet met grote overtuiging en overgave deze stap. Zeg tegen je patiënt: ‘Ik doe dit gráág voor u.’ Zelfs al voel je dat nog niet helemaal zo. Zorg dat je veel tijd neemt voor reflectie of meditatie in welke vorm dan ook, want dat helpt enorm. Je groeit als mens en als arts door deze verdieping in je werk.

Het is een zwaar maar ook prachtig onderdeel van ons vak. En ik ben dankbaar dat ik dit als arts voor een lijdende patiënt mag doen. Met doden heeft het niets te maken. Het is verlichting brengen. Zonder boeddhist te zijn. Gewoon als huisarts.

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

Is er een dokter in de zaal?

Laatst nam ik deel aan een intensieve zenretraite, een sesshin heet dat officieel. Met ruim 80 mensen waren we aan deze mentale marathon begonnen. Zes dagen intensief mediteren, afgewisseld met sport en lezingen. Het hoofd leeg maken, de batterijen weer opladen. Voor mij al de zevende keer; ik ken het klappen van de zweep intussen.
Een sesshin is intensief. En zo gebeurt het wel eens dat iemand niet lekker wordt, wat duizelig wordt, of gaat hyperventileren, dat soort vervelende dingen.
Zo ook nu: de dame in kwestie was een beetje oververmoeid aan deze marathon begonnen en kreeg bijna een appelflauwte.

Ze werd naar buiten geholpen en meteen stond er een groepje van een man of vier om haar heen. Ik nam als huisarts het voortouw, en toen alles wel mee bleek te vallen en ze alweer goed bij kennis begon te komen, werd duidelijk dat ook de andere omstanders uit de zorg kwamen. De ‘zieke’ had een mooi clubje om zich heen verzameld: een anesthesioloog, een wijkverpleegkundige en ik dus als huisarts. De psychiater kwam ook nog even uit de zaal om polshoogte te nemen, maar die kon gelukkig onverrichter zake terug.
Op het einde van de sesshin, ontdekte ik dat er ook nog een radioloog in de groep zat.

Wonderlijk. Hoe komt het toch dat gezondheidszorg zo vertegenwoordigd zijn in zenmeditatiegroepen? Wat zoeken ze daar? Wat hebben ze nodig?
Voor mij gaat zenbeoefening over: hoe ga je om met jezelf? Met je collega’s? Met je patiënten? Met je gezin? En hoe wil je dat er met jou wordt omgegaan? Hoe sta je in je werk? Hoe hanteer je de steeds toenemende werklast? En de emotionele impact? Hoe hou je het vol? Hoe geef je aandacht zonder jezelf kwijt te raken? Hoe blijf je betrokken en geïnspireerd? Wat is je doel?
Zen traint de mentale flexibiliteit die noodzakelijk is in ons vak. Maar je moet er wel voor gaan zitten.

Het is de hoogste tijd dat dokters meer aan zelfzorg gaan doen. Dokters zijn zo gesocialiseerd (om niet te zeggen doorgeslagen) in dat stoere gedrag van altijd maar doorgaan, dat er behoefte is aan tegenwicht. Tegen de apenrots. Tegen haantjesgedrag. Tegen de burn-out.

En het mooie aan de zenmanier van zelfzorg is dat anderen er ook wel bij varen. Mijn doel is: de verbinding maken tussen arts en zen. Meer zorg in de zorg. Dat is de richting die ik uit wil. Onderweg genietend van alles wat ik tegenkom, was ik van plan om zo nog lang en gelukkig te werken.

Met veel plezier blijf ik de huisartsenrol in deze sesshins spelen en geniet erg van het contact met deze gelijkgestemde collega’s. In de afgelopen jaren passeerden zo al een niersteentje, een tekenbeet, een gebroken middenvoetsbeentje, een beetje rare huiduitslag. En ook een keer een psychose. Kwam die psychiater toch nog van pas!
Het leven zoals het is: helemaal zen.

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)