nog niet voorbij

‘The summerdays are gone too soon’, zingt Norah Jones en ik voel nu al spijt dat de zomer zijn einde nadert. God, wat hou ik van deze tijd van het jaar.
De stille ochtenden, geen kat op de weg, geen fietsers, de scholen zijn dicht en de fietspaden dus vrij. Wekenlang zonder jas in het zonnetje naar het werk, zo vroeg al een zonnebril nodig zelfs. Werken voelt als vakantie, de zon maakt alles gemoedelijker en aangenamer. De mensen zijn meer ontspannen, de raadplegingen zijn een tikje rustiger, mailboxen blijven leeg en de lange avonden nodigen uit tot terrasjes en buiten mediteren.
Alles gaat makkelijker.

Als de vakantie nog in ’t verschiet ligt, doet het reikhalzend daarnaar uitkijken me zinderen van plezier, en als een geslaagde vakantie weer achter de rug is, kan ik daar nog maanden van nagenieten.
Het was een heerlijke zomer, werken was fijn en op vakantie gaan was fijn. Met angst en beven zag ik de eerste zomer tegemoet waarin we voor het eerst niet meer voltallig zouden zijn. Daar was ik nog niet aan toe – en misschien zal ik dat wel nooit zijn – maar mijn vrees was nergens voor nodig. De realiteit was precies het tegenovergestelde: in plaats van met volk minder, waren we met een man meer. Excuus. Vrouw meer. En wat voor één!
And she fits in. En of she fits in! Maar dat heeft ze altijd al gedaan, want het lief van onze tweede zoon kennen we al van toen ze nog maar net haar luiers ontgroeid was, en ook toen ging ze al geregeld mee op vakantie. Wij leerden haar marshmellows roosteren, zij leerde ons bananen stoven op de barbecue en Casa de papel bingewatchen. Ze stak haar handen uit de mouwen en keek mee naar Top Gun. Ze hoort er zo vanzelfsprekend bij dat ik me alleen maar gelukkig kan prijzen als ik terugkijk op de weken in Bretagne.
Ik word er zowaar een beetje melancholisch van, maar het is nog niet voorbij, die mooie zomer. Laat Rob de Nijs nog maar even op stal staan, laat de zomer nog even duren en laat Norah maar verder zingen… ‘Now the fall is here again…’
Nog niet, Norah, nog even niet.

Øresundbrug

Ik dacht dat ik er ondertussen wel aan gewend was. Dat zou je toch denken als er al twee zonen het nest zijn uitgevlogen. Toch stonden we daar gisteren weer op de stoep: stevige knuffel, krop in de keel. Toen fietste zoon zijn nieuwe leven in. Op de fiets van opa, grote duffel op zijn rug, zijn Zweedse avontuur tegemoet.

De zoon die al was uitgevlogen naar Nederland, zocht het deze keer nog een stuk Noordelijker. In Lund vond hij de plek waar hij de komende twee jaar zijn studie wil voortzetten. Delft was blijkbaar nog niet ver genoeg.

Het was een leuk tripje: man en ik brachten hem samen weg. Man en zoon wisselden om de paar uur het stuur en we overnachtten in Airbnb’tjes, het ene al gerieflijker dan het andere.
Op de Øresundbrug maakten we een filmpje, de brug als symbolische overgangsrite.

Bij aankomst in Lund, regende het pijnpenstelen. Maar de zalm was voortreffelijk en het stadje, ondanks het grijze weer, sfeervol en gemoedelijk. De volgende dag scheen gelukkig de zon en trokken we op verkenning. De kathedraal en de overal door stad en parkjes verspreide koffie- en picknick plekjes – ‘fika’, de kunst van het koffiedrinken, is een nationale sport daar – waren voor mij de highlights. En de openbare bibliotheek natuurlijk, die was fantastisch. Al overtrof de Harry Potter-achtige buitengevel van de universiteitsbibiliotheek mijn stoutste bibliotheek-dromen.
Daarna gingen we uit eten bij een fantastisch gezin in Höör, dat we hadden leren kennen via de chat van HomeExchange (heb ik al gezegd dat ik helemaal fan ben van het hele huisruilconcept?). Zij Airbus-piloot, hij controleur bij een grote transportfirma en hun acht kinderen ontvingen ons allerhartelijkst in hun huis aan het meer en schotelden ons Zweedse gerechten voor terwijl ze ons honderduit vertelden over Zweden en over Lund waar bijna al hun kinderen studeerden. Zo kom je nog eens wat te weten. En altijd fijn om goede contacten te leggen voor je-weet-nooit-als-er-eens-iets-gebeurt.

En zo werd het vertrekdag. We zwaaiden zoon uit en reden terug naar België. Heel veel verandert er eigenlijk niet voor ons. Hij kwam uit Delft al hooguit één keer per maand thuis, en Skypen deden we elke zondag.
Voor hem is het veel spannender: hij zal zijn vrienden en zijn sportclub missen en nieuwe vrienden en sport moeten vinden. Hij zal zijn weg weer moeten vinden in de universiteit en zich het stadje eigen moeten maken. Maar daar hebben we alle vertrouwen in. Hij is jong, superzelfstandig, ondernemend en zelfzeker. Coole kerel met een hartje van goud.
(ik lees net in De Standaard een artikel over opgroeien, waarin staat: ‘het is je grotere taak als ouder om je kind op te voeden tot een zelfstandig wezen, dat problemen kan oplossen en met emoties weet om te gaan.’ Mooi gezegd. En voor zover beoordeelbaar: missie geslaagd)
Als hij maar gelukkig is, die brok in de keel nemen we er graag bij. En zo hoort het ook. Mijn kind vliegt uit en spreidt zijn vleugels. Ook wij zullen een nieuw evenwicht moeten zien te vinden.

Als virtuele babbels en ghost hugs niet meer genoeg zijn, vlieg je met Ryanair voor 35 euro heen en terug. Eigenlijk verandert er niet veel. Het is alleen duizend kilometer verder.