de zin van het leven

Het voordeel van een zoeker te zijn is dat je nogal eens wat vindt. Niet het zoeken op zich, maar op pad gaan om te zoeken. Het doel is bijkomstig. Vandaag lag het doel in Rijkevorsel: de nummerplaat van mijn verkochte auto binnenbrengen bij de verzekeringsman. Dat is gebeurd, maar verder niet belangrijk. 

Het was de weg heen en terug die de lol bracht. En een hoop verrassingen. Hoe mooi de weg langs het kanaal wordt, eenmaal je de fabrieken en metallo’s van deze wereld voorbij bent bijvoorbeeld. Wie zegt dat je ver moet reizen om schoonheid te zien? En dat er zomaar een Aster Berkhof-museumpje in mijn achtertuin ligt: in Sint Jozef Rijkevorsel. Mét gratis plaspunt. Dat door deze fietser zeer gewaardeerd werd. Bij het gratis plaspunt kon ik niet alleen mijn gratis plas kwijt, maar kon ik ook mijn waterbidonnetje bijvullen. Ook zeer welgekomen bij fietstochtjes die wat langer uitvallen dan verwacht.

Verder vond ik: zonneschijn na regen, een bruggenhoofd dat het strijdtoneel is geweest van ‘de Slag om Rijkevorsel’ (voor schoonheid hoef je niet ver weg te gaan, en voor geschiedenis blijkbaar ook niet), wind mee na eerst heeeel erg lang wind tegen en een vers bibliotheekje waar ik mijn bibliotheekliefde weer op kan botvieren.

Een hoop dopamine ontsproot zo uit mijn lustig fietsend brein, alwaar ik zeer gelukkig van werd. Maar het aller- aller- állermooiste van deze fietstocht? Ik ontdekte de zin van het leven. Eindelijk. EIN-DE-LIJK! DE! ZIN! VAN! HET! LEVEN!! Daar moet een mens dan vijftig voor worden en zich slechts tien kilometer van de eigen voordeur begeven. 

Misschien heeft u het allen allang door, maar ik was nog altijd zoekende. Ik zweefde tussen een nihilistisch standpunt ‘er is geen zin van het leven, we zijn hier gewoon en proberen er het beste van te bakken’, een puur pragmatisch standpunt ‘we zijn hier om ons voort te planten vanuit een soort oerinstinct’, en een spiritueel halfbakken idee dat er ‘iets groters moet zijn ofzo maar wat dan’. Vaagweg voelde ik wel dat dat laatste de goede richting moest zijn, maar een echt bevredigend antwoord had ik er nog nooit op gevonden. Ondanks mijn vele jaren zenmeditatie. Zo zittend op een kussen zoekend naar de zin van het leven, kwam het antwoord niet uit de lucht gevallen. Nee, het kwam fietsend. En vooral luisterend. 

Fietsend luister ik namelijk graag naar podcasts, en die van Brooke Castillo zijn mijn all time favourite. Errug Amerikaans, dat moet je erbij nemen, maar verdorie die vrouw heeft haar verhaal stevig voor elkaar. Zo goed als zij kan ik het bijlange na niet vertellen, dus als je het in al zijn finesses wil weten dan luister je best naar podcast episode #222 van thelifecoachschool.com, waarin zij het Grote Geheim onthult: ‘The point of our existence is to evolve’. Onze reden van bestaan is groei, ontwikkeling, evolutie. En ik geloof haar. Omdat ik een zoekend mens ben, en van dat zoeken al zoveel geleerd heb. Omdat ik niet anders kan dan vooruitgaan, beter worden, meer en meer tot de kern komen. Het heeft me gebracht waar ik nu ben: op een haar na de beste versie van mezelf. Waar gaat dat begot eindigen?

pyamabroek

In het vuur van mijn opruimwoede gooi ik een pyama weg, waarvan ik later bedenk: ‘verdorie, die had ik nog goed kunnen gebruiken!’ Het ding ligt al jaren diep begraven onderin een lade. Ooit kocht ik een voorraad pyama’s voor een nakend postpartaal ziekenhuisverblijf. ‘En dan moet een mens toch een fatsoenlijke pyama hebben’, zo drukte mijn moeder ons altijd op het hart.
Maar in dat ziekenhuis geraakte ik nooit. Ik kreeg mijn kinderen gewoon thuis, en kroop daarna in bed in een oud T-shirt en joggingbroek zoals ik al mijn hele leven doe.
Ook joggings verslijten, en nu de gaten erin begonnen te vallen en ik toch aan het opruimen was, gooide ik ook die versleten joggingbroeken maar weg. Alsmede de ‘drollenvangers’ zoals mijn kinderen van die harembroeken met een laag kruis noemen. Die durf ik zelf allang niet meer overdag te dragen. Zelfs daar groeit een mens overheen.

Pas toen de pyama weg was, bedacht ik dat ik hem niet als geheel had hoeven dragen. De leuke zwart-wit geblokte broek was prima te combineren met een simpel zwart T-shirt en had er dan meteen heel wat minder pyama-pyama uitgezien. Maar helaas pindakaas, daarvoor was het nu te laat. Een mens beseft vaak pas de waarde van dingen nadat hij ze heeft weggedaan. Ik toch.

Een ander spijtgeval is een dure Hogan-handtas die ik wegdeed omdat ik mezelf de harde eis had opgelegd slechts tien stuks te mogen bewaren van de berg handtassen die ik in mijn leven verzameld had. Ik was al wel een fervent voorstander van opruimen maar had in die tijd Marie Kondo nog niet ontdekt. Van haar leerde ik dat er slechts één valabel criterium is om te beslissen wat je wil houden en wat je wegdoet: ‘Word ik er blij van? Zo ja, dan hou je het. Zo nee, weg ermee’. Niet het aantal telt, wel het gevoel dat je ergens bij hebt. 

Had ik dat criterium toegepast, dan had ik de tas zeker bewaard. Het was zo’n mooi stuk, ik werd er nog altijd blij van.
Zo leer ik opruimend steeds bij. Ik merk dat het toepassen van dit criterium veel beter werkt, en dat er steeds minder zaken zijn waarvan ik achteraf toch een beetje spijt heb dat ik ze heb weggedaan. Dat dat soms toch gebeurt, beschouw ik als milde collateral damage. Liever een leefbaar huis en opgeruimde kasten, dan alles bewaren ‘voor het geval dat…’ Het is een oefening in loslaten, ook spijt kan je loslaten.
Na het wegdoen komen de mooiste verrassingen. Zoals daar zijn: kasten die je kan opentrekken en waar RUIMTE me blij begroet.
Een lieve vriendin die ineens zegt: ‘Oh maar diezelfde tas heb ik ook nog. Als je wil mag je hem hebben.’
En: het moment waarop ik een broek sta te passen in mijn slaapkamer, om te bekijken of ik er nog blij van word. Ik sta te draaien en te keren, bekijk hem van alle kanten tot ik ineens hardop tegen mijn spiegelbeeld grijns: ‘Pfff, het lijkt wel een pyamabroek!’
Een pyamabroek?? Yes, een pyamabroek!

lelijk eendje

Ooit had ik een mooi lief. Ik was het helemaal vergeten.
Bij het opruimen kwam ik deze foto terug tegen. Mijn blik bleef eraan haken.
Mooi hè, die man van mij, toen we nog jong en onbezonnen waren?
Tuurlijk, het is ook het pak, de setting, de krant, het kopje koffie en die prachtige Bourla. Maar toch. Vertederd denk ik terug aan de groentjes die we toen waren. Jeugd flatteert altijd.

De foto is van een oefenreportage voor onze trouwfoto’s. De fotograaf die we gekozen hadden, zocht modellen: ze wilde foto’s maken om met vers materiaal te kunnen uitpakken op een trouwbeurs. En wij waren maar al te graag bereid om te oefenen.

We trouwden dus, bouwden, kregen kinderen en kilo’s. We kregen er vanalles bij, alleen het haar werd steeds minder.
We veranderden. Vanbinnen en vanbuiten. Maar ook weer niet zo heel veel.
In de man die lief en leed met me deelt, zit nog altijd dat jongetje op de rand van de volwassenheid.

Rest slechts één vraag: hoe kon zo’n schone jongeling vallen voor dit lelijke eendje met brillenglazen als steriliseerbokalen en de biergarten-vlechten van een voldragen Heidi -in-de-bergen?

Nu wil ik hier hier niet zo ver gaan om te beweren dat het lelijke eendje een mooie zwaan is geworden, maar enfin, als ik me prinsesselijk over de trappen van het koninklijk paleis ga draperen (lees daarover mijn blog ‘meet the royals’), dan ook maar met deze kop op het internet.

Waarvan akte.