dagboek van een huisarts aan het coronafront

#16 troost van literair gehalte

Weinig schrijfanimo vandaag… Het overlijden van een twaalfjarig meisje schuift een donkere wolk voor de verraderlijk stralende lentezon. Troost en afleiding is broodnodig. We moeten het samen volhouden.
Ik laat het troosten over aan de schrijver voor wie ik een diepe buiging maak: Dimitri Verhulst. Ook hij houdt een dagboek bij in deze coronatijden, vanuit zijn gehucht in diep landelijk Frankrijk. Op de site van zijn uitgeverij Pluim, kan u het dagboek vinden.
Ik pluk er enkele regels uit, om u alvast warm te maken voor deze zinnen zonder weerga.
Hij schrijft er over deze aan huis gekluisterde tijden: ‘… wie dacht dat er nu eindelijk eens op grote schaal wordt gelezen, heeft het verkeerd. De zeven zussen, die reeks doet het goed, dat is waar, en ik ben nog blij ook dat ik die niet heb geschreven.’

Ja, ook ik dacht dat ik nu eindelijk eens stápels en stápels boeken ging kunnen lezen… quid non. De dagen blijven te kort. Naast werk en the usual stuff zijn er zoveel nieuwe dagelijkse routines bij gekomen, die maken dat 24 uren in een dag gewoon te kort zijn: mijn dagelijkse blogje, de mailbox die elke dag nieuwe updates, richtlijnen en protocollen spuwt, elke dag het journaal meepikken, de krant en dagelijks een Skype-check-up van mijn zoon in Zweden (waar nog altijd geen lockdown is… al is dat slechts een kwestie van tijd). Wandelingetje met manlief en aperitiefje zijn ook al tot de min of meer vaste rituelen gaan behoren.
Toch probeer ik nog elke dag een beetje te lezen, maar vaak is dat gestolen tijd die van mijn nachtrust af gaat. Dan maar een beetje slaaptekort. Ik kan het lezen niet missen. Het is broodnodige troost en afleiding.

Terug naar Dimitri Verhulst en zijn aanbevelenswaardig dagboek:

‘De behoefte om mijn vrienden te zien, hun stem te horen, is groot. Ik ben bekommerd om hen, uiteraard, ik zie hen zielsgraag, en stel vast hoe ook zij stilaan hun greep op de grap verliezen.
Vermoeide gezichten zag ik, op mijn computerscherm. Bleke snoeten, wallen onder de ogen. Onder hen veel leraars, die maar blijven doorploeteren en lesgeven via allerlei kanalen waarvoor wifi nodig is. De hele dag binnen, voor dat computerscherm. Hoe de bloesems dit jaar ruiken, het is sommigen een raadsel. […] Literaire festivals worden afgelast, boekenbeurzen gaan niet door, filmsets worden afgebroken. Op mijn overheid hoef ik niet te rekenen, die hoor je bijna luidop hopen dat covid-19 de hele culturele sector eindelijk zal uitroeien.
Zonder dwarsliggers geen treinen. Maar mijn overheid wil geen dwarsliggers. En eigenlijk wil die ook geen treinen. Wat mijn ministers willen, is minister zijn. En daar stopt het.’ 

Mijn slaaptekort gaat oplopen. En daar kan ik niks aan doen. Het is allemaal de schuld van den Dimitri.

#Blijfinuwkot, was uw handen, hou u goed?! En zoniet: BEL JE HUISARTS! Ga niet direct naar spoed.
Hou vol, troost en steun elkaar.

dagboek van een huisarts aan het coronafront

#15 het echte front

Mijn zoon benoemt hardop wat ik al dagen denk maar niet durf uitspreken: ‘Voor het eerst ben ik blij dat opa en oma er niet meer zijn’.
Het zijn niet de huisartsen die in het allerheetst van de strijd staan, niet de ziekenhuizen en de verpleegafdelingen, zelfs niet de afdelingen intensieve zorgen. Zij staan wel aan het front, maar hebben tenminste een idee van waar ze mee te maken hebben, en min of meer de nodige beschermingsmaterialen. Zij zijn voorbereid, getraind en min of meer gewapend.

Nee, het zijn de verpleegkundigen en de zorgkundigen in de woonzorgcentra die aan het ergste front staan. Heb je de film ‘1917’ gezien over de eerste wereldoorlog? Dát gevoel krijg ik bij waar de woonzorgcentra nu mee te maken hebben.
Als mijn ouders nu nog zouden leven, zou ik geen moment rust hebben. Zoals iedereen zich nu grote zorgen maakt om de ouderen. En hoe moet het voor die ouderen zelf zijn? Voelen die zich een vogel voor de kat? Alsof het een kwestie van tijd is voor het virus hen te pakken heeft? Al hoor ik ook veel verhalen over ouderen die bijna overmoedig het noodlot tarten en gewoon naar de winkel gaan, kleinkinderen ontvangen en schijnen te denken dat het hen niet zal overkomen.
Ook een manier om met de angstpsychose om te gaan natuurlijk.
Mijn moeder stierf aan dementie in een woonzorgcentrum waar ze zeer goed verzorgd werd en waar mijn vader elke dag elke dag op bezoek ging om met haar te gaan wandelen of een pintje te drinken. Ik weet niet wat het ergste is voor de ouderen van nu: dat er niemand nog dichtbij mag komen of de bedreiging van het virus.
Een paar nachten geleden droomde ik nog dat ik mijn vader – in mijn dromen vergeet ik vaak dat hij er niet meer is – naar het Knokse appartement van een vriendin smokkelde en hem daar onderbracht. Ver van de dreiging.

Dus nee, ik hoef me over mijn ouders geen zorgen meer te maken, dat geeft veel rust. Mijn man belt elke dag even met zijn vader, de enige overblijvende grootouder van onze kinderen. Gelukkig stelt hij het nog steeds wel.

Ik hoop dat er snel meer duidelijkheid, meer veiligheid en beter beleid zal komen voor de mensen die wonen en die werken in de woonzorgcentra.
‘In een crisis kunnen de geesten snel rijpen’, schreef Yuval Noah Harari over deze pandemie. Maar rijpe geesten zijn niet het enige wat ze in de WZC’s nodig hebben, daar is vooral een enorme nood aan beschermingsmateriaal, opleiding en de mogelijkheid tot testen.

Alone we can do so little, together we can do so much. Ik ga mijn collega CRA (Coördinerend en Raadgevend Arts) in het woonzorgcentrum dichtbij mijn praktijk eens bellen. Wellicht kan hij een helpende hand gebruiken.
En voor iedereen met medische achtergrond die nog een steentje wil bijdragen: opgeven voor de medische reserve kan bij zorgengezondheid@vlaanderen.be

En voor de rest: #Blijf in uw kot, en hou u goed?! En zoniet: BEL JE HUISARTS! Ga niet direct naar spoed.

dagboek van een huisarts aan het coronafront

#14 Pauzeknop voor de introvert

Vannacht droomde ik dat ik op de Gentse Feesten was. We stonden bij Sint Jacobs en amuseerden ons kostelijk. Plots besefte ik dat we daar helemaal niet mochten zijn, dat we zelfs strafbaar waren. Ik begon iedereen uit elkaar te duwen: ‘Pas op, we moeten ruimte maken, social distance, iedereen weg hier!’
Wat deed ik überhaupt op die Gentse Feesten? Feesten en massa’s zijn niks voor de introvert in mij.
En toen werd ik wakker. Het was al over negenen. Ik heb de kunst van het uitslapen herontdekt. Maar ook dat was niet helemaal waar: ik was even vergeten dat het zomeruur was ingegaan. Het weekend was een uur korter geworden.

Ik geniet enorm van dit vrije weekend. Het gekroonde virus beheerst voortdurend mijn dagen en nachten, en tegelijk heb ik me in geen tijden zo ontspannen gevoeld. Het is een vreemde contradictie. Ik had me aangemeld voor een extra shift op het callcenter dit weekend, maar er was zoveel aanbod van andere huisartsen dat ze me niet nodig hadden. Een heel vrij weekend dus.

Mijn ontspannen gevoel komt voornamelijk voort uit het effect van deze lockdown op de wereld. De rust en stilte, de eenvoudige duidelijkheid van de dagen, het vertraagde ritme, dat alles is voor een introvert als ik een zegen. Een introvert is, voor alle duidelijkheid, géén verlegen muurbloempje, een introvert is iemand die zijn energie haalt uit zijn binnenwereld. Dit in tegenstelling tot de extravert, die zijn energie haalt uit de buitenwereld, uit interactie met anderen. De wereld is ingericht op de extraverten. De overgrote meerderheid van de mensen is extravert. En wij introverten, doen ons leven lang al wat we moeten doen: ons aanpassen aan een wereld die eigenlijk niet op onze maat is. Die ons niet echt past. Dat is niet erg, maar dat kost energie.
Deze keer past de wereld ons als gegoten. Je kunt je niet voorstellen wat een genot dat is. En zo houden we ineens bakken energie over. (vraag maar aan mijn man en kinderen!)
Extraverten kunnen zich nu dus een béétje inleven in hoe dat in normale omstandigheden voor de introverten moet zijn.

Als de wereld er toch op ingericht is, waarom zijn we dan niet allemaal extravert? Wat hebben we aan die einzelgängende introverten? Afgelopen november bezocht ik in de ‘Knappe Koppen’-reeks van het Heilig Graf een lezing van Veronique Jochems (coach Huis voor Veerkracht) over hoogsensitiviteit. En al is hoogsensitiviteit niet hetzelfde als introversie, er is een flinke overlap tussen beide.
Jochems vertelde over het belang van hoogsensitieven in de samenleving: deze 10-15% van de bevolking moet ‘de kudde alarmeren bij gevaar’. Schrijf ons dus voorlopig maar niet af.

Jochems vertelde ook wat kan helpen als de hoogsensitieveling zich overspoeld voelt door prikkels: een coldpack in je nek leggen (het cerebellum snoert het stressbrein zo de mond), alfa muziek (kun je gewoon zo intypen in het zoekvenstertje van je Spotify) en ademhalingstechnieken. (Nee, ik zal van deze gelegenheid geen misbruik maken om weer te hameren op het belang van mindfulness en meditatie.)
En wat dus ook helpt, zo heeft deze introverte light hoogsensitieveling aan den lijve ervaren: het gekroonde virus dat de wereld heeft gekalmeerd – zij het helaas op een lugubere manier.

Een bloemlezing aan wat ik recentelijk in dit verband zoal tegenkwam in columns en artikels van zich outende introverten allerhande:
– muzikant en theatermaker Nele Van den Broeck in De Standaard op 9 maart: ‘Misschien zal ik op een dag eenzaam wakker worden. Maar de eenzaamheid komt sowieso voor iedereen, getrouwd of niet. Ik heb boeken, muziek, en een iets te levendig innerlijk leven. Ik ben er klaar voor.’
– Marc Coenen in De Morgen op 28 maart: ‘Ik heb het gevoel dat ik mijn hele leven in training ben geweest voor het leven dat we nu hopelijk maar even moeten leven. Diep in mij schuilt een kloosterling,…’
– Schrijver en columnist Marnix Peeters dit weekend in De Morgen, Zeno bijlage: ‘Hopelijk levert het straks iets op, antwoordde ik. Gaan mensen zeggen: het leven is best ook plezierig met minder.’
– artikel ‘Daten in tijden van isolatie’ in De Morgen gisteren: ‘Je kunt normaal nog zo’n druk sociaal leven hebben, nu die activiteiten allemaal wegvallen, gaapt voor velen ineens het grote zwarte gat. Maar uiteindelijk ben je zélf dat grote zwarte gat. Want wie bang is voor zijn eigen vier uren, vindt het vooral moeilijk zich rustig op zichzelf terug te plooien.’
– Journalist en columnist Luuk Koelman op zijn eigen site 22 maart: ‘Schrijven over Corona in huize Koelman is net alsof het leven buiten zich eindelijk aanpast aan het leven binnen. Iedereen een kluizenaar!’
– en de grappigste: in een artikel in De Standaard Magazine over de pijn van het afgewezen zijn op 14 maart: ‘Wij zitten hier thuis weleens te fantaseren over een editie van Expeditie Robinson met alleen maar introverte deelnemers. We stellen ons dan de stilte voor op het eiland, waar iedereen even zijn boom opzoekt en na een uurtje of zo zegt: ‘Euhm. Ik heb zo zitten denken. Misschien moeten we niet meteen ál die bananen plukken.’

Yuval Noah Harari in De Morgen dit weekend: ‘Ja, de storm zal overwaaien en de mensheid zal hem overleven. De meesten van ons zullen nog in leven zijn, maar we zullen in een compleet andere wereld leven’.
Mag er nog één goed ding voortkomen uit deze crisis, laat het dan zijn dat de wereld een beetje stiller blijft (nee, ik ga níet vrijwillig mee house-partying!), op maat van de mensen met een kluizenaarszieltje. Wie weet heeft de extravert daar ook wat aan.


Bericht bij deze óók aan de extraverten: ? Blijf in uw kot, en hou u goed! En zoniet: BEL JE HUISARTS! Ga niet direct naar spoed.

dagboek van een huisarts aan het coronafront

#13 This too shall pass

Ooit komt er een einde aan dit hele gedoe. Ooit. En dat zal nog niet op 19 april zijn, mark my words, maar ooit is het zover. En dan hoop ik van harte dat we niet zomaar terugkeren naar business as usual. Dan hoop ik zo hard dat we een paar dingen geleerd hebben die we nooit meer gaan afgeven. Zoals daar zijn:
– handen wassen handen wassen handen wassen
– het fatsoen om nooit meer hoestend en proestend in een wachtkamer te gaan zitten waar je vervolgens een hoop anderen gaat zitten besmetten
– bel dan eerst je huisarts!
– al die geweldige creatieve manieren die we gevonden hebben om in contact te blijven als fysiek contact niet mag
– het tellen van onze zegeningen. Dankbaarheid is de brandstof die ons in dit soort woelige tijden gaande kan houden.
– de enorme waardering voor (thuis)verpleegkundigen, zorgkundigen, mantelzorgers, alle werknemers in woonzorgcentra (petje af!!), vuilophalers, winkelbedienden, politiemensen, brandweerlieden, kassapersoneel, opvoeders in de gehandicaptensector, leveranciers, postbodes, personeel in de gevangenissen, schoonmaak en kinderopvang…. Ik vergeet er waarschijnlijk nog, maar belangrijker nog dan onze waardering is dat zij ook financieel correct betaald gaan worden. Waardering is mooi maar zonder passende pecunia een schrale troost.
– ik hoop ook zo hard dat we mogen blijven telefonische consultaties doen. Wie met hoge koorts in bed ligt en gewoon een griepje doormaakt, weet ook wel dat de dokter niks kan doen zolang er geen alarmsymptomen zijn of onderliggende ziektes. Die moet gewoon uitzieken, met eventueel wat zelfzorgmiddelen. Dat kunnen arts en patiënt prima samen uitklaren aan de telefoon en mits duidelijke terugbel-instructies is er ook een veilig vangnet gegarandeerd.
– dan geven we meteen ook dat ongeschiktheidsattest telefonisch af.

Maar wat nog veeeeeel beter zou zijn: schaf gewoon die hele briefjesmolen van ongeschiktheidsattesten af. Nederland kan al tig jaar zonder en zo’n ander land zijn we hier nou ook weer niet. We hebben geen andere ziektes en geen ander arbeidsethos. Het ziekteverzuim zal ook niet zo ver uit elkaar liggen. Wie daar half ziek toch wil gaan werken (het nieuwe ‘presenteïsme’, remember?), zal dat hier ook doen en wie er daar de kantjes vanaf loopt, zal dat hier ook doen. Het is een vals idee dat we als huisarts een objectief onderscheid kunnen maken tussen wie wel en wie niet in staat is te werken. Als iemand komt vertellen dat hij barst van de hoofdpijn of zich zo slap als een vod voelt, hoe kan ik dat dan objectief vaststellen zolang alle metingen perfecte waarden aangeven? Ik kan hooguit op mijn gevoel afgaan, maar het blijft woord tegen woord.

‘De huisarts is geen wandelend stempelkussen’ was de rake titel van een artikel op Domus Medica over dat onderwerp afgelopen week. Ik voeg de link naar dat lezenswaardige artikel hierbij.
Ook in De Morgen kwam er al een oproep van huisartsen om ziekenbriefjes af te schaffen. Waarop natuurlijk meteen de vraag: ‘Werkt dat dan geen misbruik in de hand?’ Nee dus, misbruik zal er altijd zijn, en dat los je op deze manier niet op. En profiteurs blijven profiteurs. Maar dat is en blijft een hele kleine groep. De meeste mensen doen hun werk met een groot verantwoordelijkheidsgevoel.
Schaf dus de briefjesmolen af en het huisartsentekort is meteen opgelost.
Kunnen wij ons gaan bezig houden met belangrijker zaken.

Laten we verder na deze hele crisis ook niet vergeten hoe kwetsbaar we zijn, en hoezeer we elkaar nodig hebben. Wie denkt onkwetsbaar te zijn heeft verzuimd een lading mondmaskers op voorraad te houden voor gezondheidsbedreigingen als deze. Zonder wc papier kunnen we nog wel een tijd voort, maar zonder mondmaskers??
En zonder elkaar kunnen we al helemaal niet. (Luc, ik stuur je dit weekend een mooi kaartje!)
Wat me eraan doet denken dat mijn favoriete thee bijna op is… even de koffiebar mailen of ze ook take away thee kunnen regelen.

Om het weekend in schoonheid en hopelijk samen met dierbaren in te zetten – al dan niet via skype of andere virtuele overbruggingen – hierbij alvast twee suggesties:
1. een gesprek met je partner aan de hand van deze vraag van het Gottman Institute (Tip: abonneer je op hun nieuwsbrief marriage minute): Wat mis jij het meest nu? Wat mist jouw partner het meest? En waar kijken jullie het meest naar uit om te gaan doen als dit alles voorbij is?
2. een geweldig stukje muziek dat ik van een lieve – en vandaag jarige – buurvrouw kreeg (proficiat Y.!) waar u vooral uw oortjes voor moet indoen en van harte wordt uitgenodigd om een danske op te placeren. Dan heeft u ook uw beweging weer gehad vandaag en het kan niet altijd crisis zijn, toch?

? Blijf in uw kot, blijf dansen ook in uw kot, hou jullie goed! En zoniet: BEL JE HUISARTS! Ga niet direct naar spoed.

dagboek van een huisarts aan het coronafront #12

Telefoonetiquette

Waar is de tijd dat we allemaal nog belden met een vaste lijn? Na me een hele dag het apelazarus gebeld te hebben, snák ik naar die goeie ouwe tijd.
Karrenvrachten energie lekt er weg naar (pogingen tot) telefoongesprekken op haperende gsm-lijnen, storing op de lijn, de wind die erdoor waait, blikkerig vervormde en daardoor onverstaanbare stemmen. Liefst wordt die GSM dan nog op speaker gezet en roepen een paar mensen door elkaar heen waardoor het helemaal een heksenketel wordt en gillen er nog een paar kinderen in dezelfde ruimte die dan met een gil – aauw, mijn oor! – tot de orde worden geroepen – wat doorgaans niks helpt.

Pfff… een vak apart hoor, dat telefoneren. Gesteld tenminste dát je er al een speld tussen krijgt. Het is werkelijk ongelooflijk hoe vaak mensen gewoon maar door blijven ratelen, en het is echt al gebeurd dat ik keihard ‘Stop!’ moet roepen (de secretaresse stak haar hoofd om te hoek om te kijken of alles nog wel oké was) om de andere kant van de lijn het zwijgen op te leggen om zelf iets in te kunnen brengen in het verhaal. Een gesprek kan je het niet eens meer noemen. Monologen zuigen alle zuurstof weg.

De praktijk wordt overspoeld door telefoontjes en onze secretaresse noteert iedereen zorgvuldig in een lijst, de artsen bellen vervolgens iedereen in die lijst terug. Geduldig zegt ze er dan steevast bij: ‘Hou de lijn open en hou uw GSM bij de hand.’
Ja, tarara… je wil niet weten hoeveel voicemail-begroetingen en in-gesprek-tonen of, erger nog, ‘dit nummer is momenteel niet bereikbaar’ ik dan krijg.
Zo schiet dat terugbellen natuurlijk niet op.
En wat zou u ervan vinden als u als voicemailbericht deze verwelkoming krijgt: ‘Ja, ge belt efkens op een verkeerd moment, ik heb nu geen goesting om op te nemen’?
Ik weet niet wat dat bij u losmaakt, maar ik heb dan ook geen goesting meer om terug te bellen.

Het is droevig gesteld met de algemene telefoonetiquette. Wat zou het heerlijk zijn als mensen hun telefoon weer gingen opnemen met een deftige begroeting.
Ik kon nog maar amper praten, toen mijn vader me al leerde wat ik moest zeggen aan de telefoon: ‘U spreekt met Martine Schrage’. Dat is er bij ons echt ingedramd. Mijn zus heet Petra en wordt nog altijd geplaagd met haar versie van de Schrage-begroeting: ‘Peke Peta Sage’.
Vandaag mag ik al blij zijn als 1 op de 20 telefoontjes opgenomen wordt met een vriendelijke stem die zijn of haar eigen naam zegt. Meestal is het een bot ‘allo’ of ‘ja?’
Waardoor je een volle minuut bezig bent met duidelijk te maken wie wie aan de lijn heeft. Puur verloren tijd. En vijftig minuten verloren tijd op een dag is veel. Heel veel.
Nu lukt het me nog om me in te houden, maar er komt een moment dat ik even bot ‘allo’ of ‘ja’ ga terugzeggen.

Wat ook fijn zou zijn: als iedereen zijn geboortedatum kon zeggen. Hoe vaak ik niet te horen krijg: ‘euh… 1974?’
‘En weet u ook de maand en de dag?’…
Gelukkig krijgen we ook ontzettend veel vriendelijke, dankbare mensen aan de lijn die enorm appreciëren wat we doen. Kijk, daar doen we het dus voor. Met heel veel plezier.
Dus: blijf in uw kot en hou jullie goed! En zoniet: BEL JE HUISARTS! Ga niet direct naar spoed.
En als je telefoon rinkelt.. neem dan een voorbeeld aan mijn zus: ‘Peke Peta Sage’. You’ll make my day.

dagboek van een huisarts aan het coronafront #11

Vandaag was het mijn verjaardag. En een feestelijke zowaar: ik werd rondgereden in auto-met-chauffeur en voelde me bijna de koningin. Tenminste… als je het apenpakje weg dacht dan. Daar stond ik dan: uitgedost in wegwerpoverall, FFP2-mondmasker, veiligheidsbril en daar overheen nog een plastic gezichtsscherm. Van de achterhoede gisteren meteen gekatapulteerd naar de voorhoede vandaag: de huisbezoeken bij mogelijk verdachte gevallen.
(Het houdt maar niet op met die nieuwe woordenschat sinds Corona: wie had er ooit van zijn leven al van een FFP2 masker gehoord?)
En om maar meteen met het goede nieuws in huis te vallen: ook aan het front was het relatief rustig.

De burgemeester en schepenen hebben hun chauffeur tijdelijk uitgeleend aan de huisartsen voor belangrijker zaken en met deze vriendelijke meneer (zie de foto’s onderaan: ook hij heeft zich goed beschermd in de auto) heb ik twee huisbezoeken afgelegd aan hoestende en kuchende patiënten, maar gelukkig viel het bij beiden mee: geen koorts en een goede saturatie. In corona-jargon betekent dit dus dat ze nog goed zijn en thuis mogen uitzieken.
Het bleef ook de rest van de middag bij die twee huisbezoeken. We zien wel stilletjes aan een toename aan raadplegingen voor verdachte gevallen. Maar echt pieken doet het nog steeds niet.
De capaciteit is er wel op voorzien: het aantal raadplegingen en huisbezoeken kan snel uitgebreid zorden en vanaf volgende week wordt ook de wachtdienst opgeschaald. Normaal doen huisartsen in de week de wachtdienst van thuis uit, enkel in het weekend loopt dat allemaal via de wachtpost. Maar vanaf maandag zullen we dus ook de weekwacht vanuit de wachtpost doen: één dokter voor raadplegingen en één voor huisbezoeken. Met chauffeur.

Meer heb ik vandaag niet te vertellen, want ik word aan de feestdis verwacht. Voor uw verstrooiing voeg ik er nog wat foto’s bij.

Voilà lieve lezers, het heerlijkste moment van mijn corona-dag zit er bij deze weer op: in mijn tuinkamer dit blogje schrijven onder het genot van een biertje. Tot morgen!

Hou jullie goed! En zoniet: BEL JE HUISARTS! Ga niet direct naar spoed.

dagboek van een huisarts aan het coronafront #10

Weinig nieuws van het coronafront vandaag, ik bevind me op deze alweer schitterende zonnige dag in de verre achterhoede.
Je begint bijna te hopen dat de onheilstijdingen niet uit gaan komen, dat we nu al aan de fase komen van flattening the curve. Dat de continu aanwezige onheilspellende dreiging overwaait zonder voluit los te barsten. Ondertussen: de boer hij ploegde voort, en de huisarts triëerde voort.

Viroloog Ab Osterhaus, ‘de Nederlandse Marc Van Ranst’ noemt Belgie ‘een voorbeeld’ in De Morgen. Dat we dat nog gaan meemaken! Ik zie het zo voor me hoe Nederland daarmee lacht als een boer met kiespijn. Ik heb er zelf bijna twintig jaar gewerkt en weet heel goed dat de Belgische huisartsgeneeskunde daar geen hoog aanzien heeft.

Ik ben ondertussen veel aan het lezen, voel me relatief ontspannen. Krachten verzamelen voor de strijd ofzo. Vandaag hele ’to-do-postbakje’ leeg gewerkt. Al die onnozele dingen die er zo lang liggen te liggen soms omdat je niet goed weet wat je ermee wil doen, maar wegdoen kan ook weer niet.
En lekker aan het lezen: ‘Zeldzame aarden’ van Sandro Veronesi.

Verder heb ik ein-de-lijk eens het mapje ‘Mijn wensen voor mijn gezondheidszorg’ ingevuld. Dat gaat over vroegtijdige zorgplanning, dus: wat wil je wel en wat wil je niet als je in een kritische medische situatie terecht komt? Niet dat ik bang ben om nu ineens doodziek te worden, maar eigenlijk: je weet het nooit. We sluiten verzekeringen af bij de vleet voor alle mogelijke en onmogelijke risico’s, maar nadenken over onze wensen in het licht van het einde, daar houden we ons het liefst verre van. Al kan het ook morgen gebeuren. Een auto rijdt je overhoop, je krijgt kanker of je hebt Covid te pakken.
Morgen ben ik jarig, ik word 52. Dat is dik over de helft. Totnutoe ben ik een zondagskind geweest en ik hoop dat nog lang te mogen blijven, maar ik vond vandaag een mooie dag om eens naar die andere kant te kijken, ik had er tijd en ruimte voor in mijn hoofd. Dus heb ik het boekje ingevuld. Dat was niet eens zo moeilijk. Corona epidemie of niet, laat ons durven nadenken over ons einde om daarna met nog meer goesting elke dag te vieren dat we hier gezond op deze aardbol rond mogen kuieren.

Als ik sterf, dan weten ze thuis in ieder geval welke muziek ze mogen spelen in de kerk (Stabat Mater, de versie met Barbara Bonney en Andreas Scholl bijvoorbeeld, of het Adagio for strings van Samuel Barber. Al kan ik de gezangen van een Gregoriaanse mis ook enorm smaken.)
En ook dat er niets nodeloos moet gerekt worden. De huidige Corona-crisis drukt ons weer met onze neus op het feit dat niemand wint bij therapeutische hardnekkigheid. Met mededogen loslaten kan van een troostende schoonheid zijn.

Nog even over mededogen: Psychiater Edel Maex stond ook in de krant. Onze Belgische mindfulness-man. Hij ziet kansen in deze crisis. Ik heb al genoeg gehamerd op het nut van starten met mediteren in deze rare tijden, dus ik zeg er niets meer over. Maar als hij het zegt…

Tot zover de achterhoede van het coronafront… morgen naar de voorhoede: ik doe voor het eerst de huisbezoeken bij verdachte patiënten. Van kop tot teen ingepakt en met auto met chauffeur. Ben benieuwd hoe dat gaat lopen. Ik hou jullie op de hoogte. En ondertussen:
hou jullie goed! En zoniet: BEL JE HUISARTS! Ga niet naar spoed zonder overleg met je huisarts.

dagboek van een huisarts aan het coronafront #9

Joehoe, het leek wel luilekkerland in het keukentje van onze praktijk. Mondmaskers, beschermingspakken en ontsmettingsgel! Ik voelde me als een kind in een snoepwinkel. Wat een opluchting dat we nu eindelijk onszelf degelijk kunnen beschermen als we stilaan meer en meer zieke patiënten moeten gaan onderzoeken, als dat na telefonische inschatting noodzakelijk blijkt.
Nu ben ik van nature niet bang aangelegd, maar ik voelde een grote weerstand om met huisgeknutselde bescherming dit virus tegemoet te moeten treden. Het zou toch vreemd zijn om te moeten kiezen tussen je patiënten niet in de steek laten of je eigen veiligheid verwaarlozen. Ik wil bij het uitoefenen van mijn vak niet gedwongen worden onverantwoorde risico’s te lopen.

Ik wil niet ziek worden en niemand ziek maken. Ik wil kunnen blijven werken. Niet uitvallen is belangrijk om genoeg dokters op de been te houden, net als in alle gelederen van de zorg- en essentiële beroepen. Stel je voor dat ons huisvuil niet meer opgehaald wordt, dat de winkelrekken leeg blijven en dat ons wc papier écht op is. Dán gaan we pas een crisis meemaken! En dat bovenop de huidige… ik moet er niet aan denken.

Wouter Beke bekende ‘er slecht van geslapen te hebben’ zolang hij niet zeker wist dat het vliegtuig met de lading mondmaskers geland was. Zijn lichaamstaal was oprecht, ik zag een glimpje échte menselijkheid, en dat zie ik duizend keer liever dan politici die perfect het script van hun debatfiches acteren.

Vooralsnog blijft het rustig aan het Coronafront. De dagen zijn soms rustiger, maar wel veel langer: huisartsen schakelen hun praktijktelefoon pas om 22u over naar de wachtdienst. We hebben ons aangepast aan de nieuwe werkelijkheid, we doen ons werk nu anders en de nieuwe routines raken vertrouwd. De eerste golf van veranderingen is verteerd, dit is het nieuwe normaal. De zon schijnt. De kinderen bakken pannenkoeken. Ik heb voor het eerst dit jaar de hangmat opgehangen.
Vlak vóór het invallen van de lockdown, was mijn grootste – en overduidelijk irrationele – bekommernis of ik wel genoeg boeken in huis zou hebben. Alsof ik tijd zou hebben om boeken te lezen! Maar nog steeds in afwachting van de grote storm, heb ik vandaag voor het eerst weer wat kunnen lezen. Vijf bladzijden. Hooguit. In mijn hangmatje. Toen viel ik in slaap.

Hou jullie goed! En zoniet: BEL JE HUISARTS! Ga niet naar spoed zonder overleg met je huisarts.

… hopelijk ligt je huisarts niet in coma in een hangmat.

dagboek van een huisarts aan het coronafront #8

Goed geslapen vannacht. Al moest ik wel rennen voor mijn leven door een terreuraanslag in Plopsaland, terwijl ik daar op zoek was naar een goeie koffieplek (ik mis mijn koffiebar zo erg dat ik er al van begin te dromen!) en vervolgens in alle vroegte werd gewekt door lawaai in de kaartenfabriek in onze achtertuin, Turnhouts paradepaardje Carta Mundi.
Geen idee aan welke klus ze daar begonnen zijn, maar dit geluid ken ik niet. Gelukkig hield het al halverwege de ochtend ook weer op.

In de badkamer moet ik tijdens mijn ochtendmeditatie mijn ogen dichtknijpen tegen de felle zon. Ik app mijn collega even die nachtdienst heeft gehad, ze stuurt een ? terug. ‘Als het niet lukt, spring ik in’, stuur ik haar terug.
Want ik voel me een beetje schuldig omdat ik me zo opgewekt en energiek blijf voelen in deze crisis. Mag dat wel? Of is dat egoïstisch? Doe ik wel genoeg?
Gelukkig werd terstond een deskundige bereid gevonden duiding te geven in deze existentiële crisis: psychotherapeut Peter Van Hoof in De Morgen van afgelopen weekend. Hij ontmijnde mijn schuldgevoel als volgt: ‘Veel heeft te maken met de mentale ruimte die je hebt. Iemand die zich geen zorgen moet maken over de gezondheid of het inkomen van zichzelf of familieleden zal misschien die quarantaine als een boeiende uitdaging zien.’

Al die mentale ruimte kwam vandaag weer goed van pas. Op maandag ben ik normaal vrij, maar de telefoontjes liepen al zo snel over in de praktijk dat ik vanuit thuis mee ben gaan bellen naar ongeruste of zieke patiënten. Verder liep mijn buurvrouw een hondenbeet op, dus daar was een tetanusprik nodig en stroomde ook mijn inbox weer vol met nieuwe instructies, protocollen en updates. Zo wist ik meteen weer wat te doen.

En om de gebruikte mentale ruimte weer aan te vullen heb ik 13 214 gezonde stappen gezet in de schitterende natuur van de Liereman. De zon scheen verrukkelijk, de lente heeft haar start niet gemist. Blijf wandelen, blijf bewegen, blijf gezond, hou vol. Hier komt een keer een einde aan, hou dat goed voor ogen.

Hou jullie goed! En zoniet: BEL JE HUISARTS! Ga niet naar spoed.

dagboek van een huisarts aan het coronafront #7

Onrust is het thema van vandaag. De stilte voor de storm begint door te wegen. Vanochtend eerste shift gehad in het net opgerichte callcenter in het stadskantoor. Een klein stapje dichter naar de frontlinie. Gemeente en huisartsenvereniging hebben de handen in elkaar geslagen om de massale stortvloed aan telefoontjes in goede banen te leiden. En het draait!
Vannacht sliep ik er nochtans slecht van. Ik had nog tot laat alle mails, instructies en draaiboeken zitten doornemen, de FAQ-pagina’s van de wetenschappelijke verenigingen nog eens bestudeerd om op alle mogelijke vragen voorbereid te zijn, en dat werkte door in de nacht. Ik mag dan met mijn 52 levensjaren wel een ervaren huisarts wezen, dit heb ik nog nooit meegemaakt. Ook voor mij is dit allemaal nieuw.

Stipt om kwart voor acht stond de ploeg vrijwilligers te trappelen voor de deuren en om acht uur begonnen de telefoontjes binnen te stromen. Het liep allemaal als een geoliede machine. Wie krijgt een telefonisch advies, wie moet onderzocht worden in de aparte containers door van kop tot teen ingepakte huisartsen, wie krijgt een gewoon consult in de normale onderzoekskamers en wie krijgt een huisbezoek.
Op die ene boze man na, liep het allemaal gesmeerd. De man en zijn vrouw waren op eigen houtje naar de wachtpost gekomen en zaten in de auto te wachten op ons telefoontje. Mevrouw was al 2 dagen grieperig en ellendig verkouden maar zonder koorts of kortademigheid, meneer eiste een onderzoek. Medisch gezien niet nodig en zelfs onwenselijk, maar ik moest hem eerst flink laten uitrazen voor ik de kans kreeg om uit te leggen dat zo min mogelijk contact met anderen (ook dokters dus) de beste optie was, zolang er geen alarmsymptomen aan de hand waren. Eenmaal uitgeraasd, en bedaard door de magische formule ‘ik begrijp dat het een lastige situatie is en we doen het mogelijke om…’, was hij best bereid te luisteren. Hij was ook gewoon bang natuurlijk, net als zovelen.

Daarna heb ik het even bij rustig secretaressewerk gehouden: een enthousiast meewerkende gepensioneerde collega doet aan de lopende band telefoontjes maar kan ze niet invoeren in het computerprogramma waar we in de wachtpost mee werken omdat ze geen licentie heeft. Centenkwestie. Dus voer ik al haar consulten in. Eigenlijk is er aan mij een goeie secretaresse verloren gegaan. Ik ben in dat soort dingen een pietje precies en vroeger in de praktijk in Tilburg was mijn favoriete shift tijdens de grootschalige griepvaccinatiecampagnes ook al altijd het administratieve stuk.

Onze manager en de voorzitter van de wachtpost (die beiden hun gewicht in goud waard zijn, en dat wil wat zeggen!) hadden ons in één van de talloze mails zo gebriefd: ‘het triagepunt dient niet voor de patiënt die van z’n vervelend hoestje afwil, de sinusitis die wat blijft aanslepen. Allemaal heel erg, maar als het die mensen hun bijdrage aan de crisis is om hun valling uit te zieken met goeie warme thee met honing, dan zijn we ze daar zeer dankbaar voor.’
De boze mijnheer die uiteindelijk kalmeerde zijn we dus ook dankbaar: hij ging er uiteindelijk mee akkoord dat zijn vrouw gewoon thuis zou uitzieken. Waarvoor dank uit naam van de hele samenleving.

Enfin, toen de dienst erop zat, zinderde de onrust nog lang na. En hoe graag ik ook op de hoogte blijf en me amuseer met de hilarische filmpjes, toch dragen al dat nieuws (kranten, journaals) en de eindeloze stroom berichten ook bij aan die onrust.
Verder helpt het ook niet dat mijn mail regelmatig hapert (help Scarlet!! Krijg het internet nu een burn-out door Covid-19?) juist nu ik zoveel mail binnenkrijg. En wat ook niet helpt: het wachten. Spoedarts Professor Geert Meyfroidt, hoofd van de intensieve zorgen van het UZ Leuven zei het gisteren nog in het nieuws: heelder ploegen verpleegkundigen zitten thuis te wachten op een sein om in actie te komen als het aantal opnames gaat oplopen.
Ik herken dit gevoel. Als ik van wacht ben voor de huisbezoeken wil ik ook meteen beginnen. Hup, die kop eraf. Beginnen! Het klopt niet als de wachtdienst al een uur of twee bezig is en ik nog altijd niet ben moeten uitrukken. Handen uit de mouwen! Bezig zijn! Alleen dat bestrijdt de onrust.
Er was uiteindelijk een flinke wandeling, een Prior 8 biertje uit Tongerlo en een blogje nodig om de onrust te laten zakken. Bij deze.
Nu ga ik badmintonnen met mijn dochter.

Hou jullie goed! En zoniet: BEL JE HUISARTS! Ga niet naar spoed.
(in mijn hoofd klinkt dit altijd als: ‘Ga niet langs start. U ontvangt geen geld.’)