samen stil

Het is alweer een paar jaar geleden dat ik uit het feestcircuit stapte. Ik doe al lang niet meer mee. Het was toen de bedoeling om een jaar lang alle uitnodigingen af te slaan, maar dat beviel zo goed, dat ik het gewoon zo gelaten heb. Geen feesten meer voor mij. Op een paar uitzonderingen na.

Als vanzelf accepteerde de buitenwereld die nieuwe status quo zonder dat het veel stof deed opwaaien.
Zó, uit de feestmodus, kon ik het circus met een beetje meer afstand bekijken. Dat leverde een paar nuttige en wonderlijke levenslessen op. Lees verder

afgebladderde troost

Het ziet er niet uit, die afgebladderde nagellak op mijn tenen. Kan ook niet anders: het  goud zit er al negen weken op. Toch kan ik me er niet toe brengen de restjes te lijf te gaan met een dot watten en remover. Al zijn er ondertussen meer teennagels zónder restjes lak dan mét. Is het gek dat ik er moeite mee heb om met de rest ook korte metten te maken? Lees verder

kijk daar fietst Martine

koffie en schrijfdromen

Kijk, daar fietst Martine. Zie je haar? Daar, op haar blauwe fiets met de groene fietstassen. Ze rijdt door de stad en gaat naar zieke mensen. Op de bagagedrager van haar fiets heeft ze haar dokterstas stevig vastgebonden onder een snelbinder. Die tas zit vol pilletjes en spuitjes en pleisters om de zieke mensen beter te maken. Meestal zijn de zieke mensen blij dat dokter Martine komt. Maar soms is het heel verdrietig. Soms zijn de mensen zo ziek dat ze dood gaan. Dan kan dokter Martine alleen maar iets geven tegen de pijn, of om wat beter te slapen. Er bestaan ook pilletjes tegen angst. Maar soms blijven de mensen bang, of boos, of wil de pijn niet weggaan.

Weet je wat dokter Martine ook altijd in haar fietstas heeft? Een thermosflesje hete koffie. In de hele stad kent ze elk bankje waar ze even kan uitrusten met een kopje koffie. Er zijn heerlijke bankjes langs het water, in de velden, op het kerkhof, in de tuin bij de nonnetjes en soms zit ze gewoon op de trapjes van de kerk. Als ze maar even pauze kan houden en koffiedrinken, want daar wordt ze blij van. Helemaal als er ook een chocolaatje bij is. Dat kan je ook wel zien.

Waar ze ook heel blij van wordt – nog veel blijer dan van koffiepauzes – is van schrijven. Dokter Martine schrijft graag stukjes, want soms is ze zo moe van het zorgen voor de zieke mensen, dat een kopje koffie niet meer helpt.
Het liefst zou ze altijd schrijven. Een echte schrijver zijn. Maar ja, die verdienen niet veel geld. (behalve als je Harry Potter boeken kan schrijven natuurlijk). En Martine heeft nog drie lieve kinderen waar ze voor moet zorgen. Die kinderen moeten natuurlijk net als jullie naar school, en ze groeien uit hun kleren. Ze hebben nieuwe schoenen nodig als hun voeten groeien, en een boekentas, en sportkleren, en ze eten natuurlijk heel veel omdat ze zo hard groeien.
Martine en haar man Wim noemen die drie altijd hun superkindjes. Maar dat mogen die kinderen niet horen, hoor. Daarvan gaan ze maar met hun neus in de wind lopen.

Martine is wel een beetje een rare mevrouw. Kijk maar naar dat gekke korte haar. En dat ze zo graag alleen is. Wel gek als je bedenkt dat ze zo’n groot gezin wou. Als ze alleen is, kan ze fijn in haar eigen hoofd zitten. Daarom gaat ze vaak muisstil en kaarsrecht op een kussentje zitten. Mediteren noemt ze dat.
Naar feestjes gaat ze alleen als ze er echt niet onderuit kan.

Rennen doet ze ook het liefst alleen.
En schrijven natuurlijk. Misschien dat ze daarom wel zo graag schrijft, omdat je dat helemaal in je eentje doet. Dat deed ze vroeger al, toen ze zelf nog een kind was. Dan zat ze hele dagen in haar kamertje te schrijven. Als ze op vakantie was geweest bijvoorbeeld. Dan schreef ze alles in haar dagboek, en pas dan was de vakantie klaar.
Doet ze trouwens nog steeds, dat dagboek. Elke dag.

Maar dat er maar geen echt boek van komt, zit haar toch dwars. Ze schijft stukjes voor haar eigen blog, voor een doktersnieuwsbrief en voor een tijdschrift zelfs een echte column. Maar dat boek dat blijft ze maar uitstellen. Te moe van de zieke mensen, zegt ze dan zelf.

Maar weet je wat ik denk?
Dat ze het stiekem niet kan. Dat denk ik.
Zo komt dat boek er natuurlijk nooit. Dat komt goed uit want dan kan het ook niet mislukken. Slim toch?

Ik weet wel wat ze moet doen: vasttapen op een stoel en blijven zitten en schrijven. Niet meer zoeken naar de ideale plek (die heeft ze al: haar eigen tuinkamer) en het ideale moment of wachten tot het rustig is in haar hoofd of in haar werk. Dat wordt het toch nooit. Ze moet gewoon schrijven.
Want als ze schrijft, is ze gelukkig. En als ze gelukkig is, schrijft ze.

(Dit kinderverhaal was een schrijfopdracht aan het begin van mijn schrijfvakantie afgelopen juni: stel jezelf aan je medecursisten voor in 1 van volgende drie stijlen: kinderverhaal, fantasy of Bouquet Reeks.
De Bouquet Reeks hou je nog van me tegoed... Als ik durf...)

 

Dokter Schrage is blind!

Dolle pret was het, die twee jaar dat ik militair huisarts speelde in de – even diep ademhalen – Generaal Majoor de Ruyter van Steveninckkazerne in Oirschot. We maakten van alles mee en hadden de grootste lol. Zieke mensen zag ik amper, maar ik leerde alles over soa’s, zag er voor het eerst platjes kruipen, en kreeg jonge gezonde kerels op het spreekuur met vragen als: ‘Dokter, nou had mijn vriendin vanochtend keelpijn. Kan ik dat nu ook krijgen?’

Verder zag ik een triest publiek van uitgerangeerde vijftigplussers die hun leven hadden gegeven voor defensie en nu op een zijspoor werden gezet. Te oud. Heftige depressies heb ik er gezien. Het raakte me diep.

Maar ook een ijselijk gillende doktersassistente die boven op haar stoel klom omdat er een spin uit een doos kroop.

We hadden koffiepauzes van een halfuur en een zeldzame spectaculaire redding: een jonge kerel wiens broekspijp tussen de draaiende toren van een tank raakte en die zo een heup ontwrichtte. Akelig.

Gelukkig werkte ik ook twee dagdelen in een gewone huisartsenpraktijk in het dorp. Kwestie van genoeg gevarieerde pathologie te zien. Toen was ik verkocht; ik bleef uiteindelijk twintig jaar in de Nederlandse huisartsenzorg werken.

Wat er natuurlijk ook bij hoorde als militair, was de ‘PU’ – alles maar dan ook werkelijk alles wordt afgekort bij defensie – de Persoonlijke Uitrusting dus. Een militair zonder fatsoenlijke uitrusting is als een vogel voor de kat, nietwaar?

Bij die uitgebreide PU, hoorde ook een speciale bril. Om onder je gasmasker te dragen, want een gewone bril past daar vaak niet onder, en aan lenzen heb je niet veel in het veld.

Dus werd er ook voor mij zo’n militaire bril besteld. Mét camouflageprint op het dunne montuur, wat dacht je?

Alle militairen die zo’n bril nodig hebben, kunnen hem afhalen op het secretariaat van het gezondheidscentrum op de kazerne, daar komen dagelijks pakketjes van die bestelde brillen aan. Zo ook mijn bril. Een dikke plus vijf, mét astigmatismecorrectie.

De doktersassistente maakte het pakketje open en viste routinematig het briefje uit de envelop om te kijken welke naam bij deze bril hoorde. Toen zakte haar mond open. ‘Dokter Schrage is blind!’ riep ze uit over de hele gang.

Nou dat viel nog wel mee gelukkig, ik zag genoeg om snel weg te wezen voor ik mijn vak zou verleren. De koningin bedankte me in de eervolle ontslagbrief nog ‘voor de goede diensten haar den lande bewezen’.

Geen dank, het is graag gedaan.

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

daar zijn de hsp’tjes

Het is twee uur ’s nachts en ik heb genoeg mensen, muziek, gin, beats en discolicht gehad. Ik ontvlucht de danskelder van het glossywaardige nieuwe huis van mijn vroegere buren. Terwijl de housewarming party doordendert, zoek ik de rust op in hun heerlijke loungehoek bij het terras.
Zou daar nog iemand zitten die ook liever een fijn gesprek voert dan zich hees te schreeuwen over de muziek heen? Lees verder