Stormwind

Horrorscenario voor zwerfvuilruimers, die stormwinden van vorige week. Zeker als die zich voordoen in de nacht net voor een huisvuilophaling.
Op mijn fietstocht de ochtend na die stormnacht stel ik een slagveld vast van omver geblazen papiercontainers. Kartonnen dozen, kranten, flarden en snippers papier overal in het rond gestrooid.
De weg vol takken, hier en daar zelfs een halve boom.

Heel slim was het misschien niet om op die nog steeds stormachtige donderdagochtend toch weer de fiets op te stappen. De wind rukte aan mijn fiets en op een gegeven moment lukte het me zelfs niet eens meer om tegen de wind in te fietsen. Zelfs niet met mijn elektrische fiets op standje ’tour’, wat ik anders nooit gebruik. Ik moest stoppen om niet om te vallen.
Even eerder had ik ook al moeten stoppen omdat ik verderop het fietspad een ongeluk meende te zien: een hoopje van fietsen, lichten en fluo. Pas toen ik dichterbij kwam zag ik dat het geen ongeluk was, maar twee vrolijke kerels die hun fiets respectievelijk step aan de kant hadden gezwierd om een boomgrote tak van het fietspad te slepen. Dankuwel, mannen!

Het was een fietstocht met hindernissen, en alhoewel ik er weer een stevige portie energie en goeie zin aan had overgehouden om de werkdag mee te beginnen – het was me toch maar gelukt – was het misschien niet zo heel verantwoord geweest. Een beetje overmoedig? Overdreven? Onverstandig?
Wie zal het zeggen. Met verstand kom je ook niet overal.

Be bold, start cold

Als halverwege de terugrit na een werkdag het slaapriedeltje van de telefoon al klinkt om je te laten weten dat het over een halfuur bedtijd is, dan ben je niet goed bezig. (of je hebt je bedtijd veel te vroeg ingesteld)

De wittebroodsweken zijn alweer voorbij, langer dan een maand mocht het heerlijke werkregime niet duren. Een lieve collega wenste me bij de start van deze vervanging: ‘Genoeg werk, niet te weinig, niet te veel’. Helaas. De dagen zijn alweer volgelopen, het is razend druk, de virale infecties zijn losgebarsten en het is nog niet eens winter. We houden ons hart vast voor wat er op ons af komt aan Covid- en andere griepgolven, nu we in de praktijk met twee dokters minder zijn.
Na de eerste weerstand tegen die vloedgolf aan telefoontjes en extra raadplegingen, heb ik mijn mentale verzet snel laten varen. Het zij zo.

Gelukkig is er het fietsen en de podcasts.
Elke keer weer wordt de ochtendlijke fietstocht – meer dan de avondlijke, want die dient vooral voor herstellen van de werkdag – beloond met cadeautjes.
Cadeautjes zoals het heerlijke jazzy nummer ‘Throw it away’ van Abbey Lincoln dat ik leer kennen dankzij de Touché podcast aflevering met Joke Van Leeuwen. Cadeautjes zoals een fraaie regenboog, een mysterieuze volle maan, of dit: twee rennende reetjes in het veld naast het bospad waar ik langs fiets om een stuk steenweg te omzeilen.
En cadeautjes zoals de bloginspiratie die ik onderweg altijd op doe. Het nadeel daarvan is wel dat ik elke keer moet stoppen om die ideetjes op te schrijven, maar daar ga ik nu niet over uitweiden want dat heb ik al uitgebreid gedaan in de Brugge-fietsblog dit voorjaar.

Throw it away is een geweldig advies in tijden van drukte. Ik gooi het verzet, de stress en de frustratie gewoon over de haag en surf op de woelige golven. Zolang ik kan fietsen, kan ik dit wel aan.

Ademen en bewegen blijven de sleutel en de heilige graal, zoveel heb ik wel geleerd dit jaar. Het was een jaar vol lessen en vol beweging. Het fietsen nu, de pelgrimstocht afgelopen zomer.
Nooit gedacht trouwens dat lessen uit het Scandinavisch gebergte ook hier in dit platte land nog hun dienst zouden bewijzen.
‘Be bold, start cold’, leerde ik daar bijvoorbeeld. Kleed je niet te warm, je kunt op je hike beter iets te fris gekleed vertrekken, anders moet je al na een kwartier je rugzak weer afzetten om een laagje uit te trekken.
Op de fiets geldt hetzelfde, heb ik al gemerkt. Het voelt wat onaangenaam in het begin, maar van al dat trappen krijg je het al heel snel warm genoeg.

Als je dan op je vrije vrijdag na een stevig kiné-onderhoud van de schouder en een ochtendje in de koffiebar alweer helemaal gerecupereerd bent, dan weet je dat je best goed bezig bent.

Natte enkels

Al om zeven uur ben ik op pad. In het donker. In full regenoutfit. Het voordeel: de oortjes zitten beter afgeschermd tegen het geraas van voorbij razend autoverkeer dus veel comfortabeler podcast luisteren, het nadeel: de regen.
Ik kies de route langs de weg in plaats van de talud af te scharrelen zodra ik de brug over het kanaal heb genomen. De weg is een pak minder leuk maar nu met de regen waarschijnlijk een stuk veiliger dan het grindpad door het bos dat ik normaal neem.
Marlies Dekkers zit in mijn oren. Ja, die madam van de sexy lingerie. Verrassend genoeg kiest ze voor de muziek in de Touché podcast waarin ze geïnterviewd wordt steeds klassiek. Dat had ik niet meteen verwacht van zo’n buitenbeentje.
Dat heeft wel iets om zo naar Arvo Pärt te luisteren in het coconnetje van mijn regenkleding.
Aan een bushokje stop ik om het fleecejack dat ik onder de regenjas draag, uit te trekken, want het weer mag dan wel nat zijn, het is echt niet koud.

Uiteindelijk arriveer ik helemaal droog op de praktijk. Op mijn enkels na, want de elastische zijkanten van mijn rubberlaarsjes houden geen uur lang stand tegen de gietende regen.
Ik hang mijn natte spullen op, zet een kop thee, drup wat aroma-olie op mijn mondmasker (dat is zo ongeveer het enige dat ik ga missen als ook in de zorginstellingen de mondmaskerplicht vervalt) en start welgezind aan mijn werkdag.

Tijdens de huisbezoeken onder de middag heb ik geluk: het lukt om net tussen de regendouches door te laveren en op die manier ook weer droog aan de middagraadpleging te beginnen. Ook die vliegt in een vloek en een zucht voorbij met een stroom aan hulpvragen, grote en kleine kwaaltjes, goed en slecht nieuws. Als het werk erop zit, fiets ik in het donker weer naar huis na een dag vol snotvallingen, buik- en andere griepjes.
De regen is opgehouden.
Thuis wacht een grote kom dampende soep.

Koesteren

Er zijn zo van die momenten dat je als ouders ongegeneerd en schaamteloos mag blaken van trots, en dit was zo’n moment. Apetrots zijn we op die twee zonen van ons en op de mijlpalen die ze bereikt hebben. De ene legde onlangs zijn eed af als officier, en de andere behaalde een master in de biofysica en rijfde tussen neus en lippen door nog een onderzoeksbudget binnen van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen waar hij de komende jaren in Leuven mee aan de slag kan in de strijd tegen Alzheimer.

Het ene heuglijke feit ging al met meer show gepaard dan het andere want afstuderen in Covid tijden, daar valt niet veel feestelijks aan te beleven. Zo’n eedaflegging aan de KMS in Brussel daarentegen is een en al pracht en praal. Want show maken, dát kunnen ze, die militairen. Met de pluimen op de hoed en de sabel in de hand marcheerde het jeugdig geweld op de marsmuziek van de muziekkapel het paradeplein rond terwijl wij als trotse ouders (en het lief en de schoonouders) op de tribune de cameraatjes lieten klikken en flitsen om alles vast te leggen voor de eeuwigheid. Van al die marsmuziek word je vanzelf vrolijk. Mijn voeten begonnen spontaan mee te wippen op de maat en soms moest ik me inhouden om niet mee te gaan dansen.
Het was een schitterende parade. Met veel gevoel voor dramatiek werd voor de start van de ceremonie gewacht tot het invallen van de duisternis. Een grote volgspot knipte aan. Een voor een werden de studenten uitgelicht. Stokstijf van de stress en strak in full galakostuum stonden ze daar ieder hun beurt af te wachten. Eenmaal midden in de lichtcirkel, brulden ze hun eed met zoveel overgave alsof hun leven ervan af hing. En dat deed het misschien ook wel een beetje.

De KMS heeft de kracht van rituelen goed begrepen, en wij zijn fan van het vieren van successen. Dit soort momenten zijn er om te koesteren en in te kaderen. Een gouden lijstje eromheen en bewaren voor de eeuwigheid. Daarom vierden we het later thuis nog eens dunnetjes over. Met een etentje en speeches en een reeks lekkere hapjes waarvoor we met drie man sterk anderhalve dag in de keuken hebben gestaan.
Ik had zelfs een diashowtje bij elkaar geknutseld van de foto’s die ik in de loop van de jaren bewaard heb in twee mapjes: ‘Wouter studeert af’ en ‘Jerome studeert af’.
Helemaal vlekkeloos liep dat niet en van de jonge doctorandus kreeg ik dan ook standje: ‘Daar had je wel wat meer werk in kunnen steken, hè mama.’
Daar had hij wellicht gelijk in maar zolang een dag maar 24 uur heeft, kan een mens maar zoveel als hij kan, nietwaar.

Enfin, het was een heuglijke avond, de officier kreeg een sabel met inscriptie en de master in science had zijn afstudeercadeau al in Zweden in ontvangst mogen nemen.
Alleman content en de nodige gin-tonics, wijntjes en tussendoor zelfs een Scroppino – zeg nu nog eens dat ik geen moeite doe – verhoogden de algehele feestvreugde tot een ongekend niveau.

Wij zijn blij met alle successen, en tegelijk: dit is nog maar het begin. Nu start het pas echt. En hoe goed ze ook gelanceerd zijn, het leven komt nu eenmaal met ups en downs. Er is niks dat er niet bij hoort.
Ook dan hoop ik dat die kerels van ons hun weg naar huis vinden en dat wij er voor hen mogen zijn. Het hoeft niet altijd goed te gaan. We houden evenveel van ze als het even tegen zit. Dat geldt natuurlijk evenzeer voor het pubertje dat we nog in huis hebben en voor wie we ooit ook heel graag zo’n feestje in elkaar zullen boksen als ook zij haar grote mijlpalen bereikt.
En verder hopen we gewoon dat ze nog heel lang graag en vaak naar huis zullen komen en vaak hun voeten onder tafel zullen steken.
Met veel plezier kloppen wij daarvoor nog een scroppino. Cheers.

PS: Jerome moest passen voor de scroppino… hij mocht op de koffie bij de koning. Een officier moet zijn prioriteiten kennen.


Van deze muziek word je vanzelf vrolijk. Meer is op eenvoudig verzoek bij mij verkrijgbaar 😉

Wintervet

In het magazine bij de weekendkrant staat een geweldige foto van een bruine beer. Twee foto’s eigenlijk: een foto vóór en een nádat hij wekenlang dertig zalmen per dag heeft gegeten. Hij heeft zich van een stevige speklaag voorzien om de winter te trotseren en heeft zich daarmee weten te kwalificeren tot een van de laureaten van de ‘Fat Bear Week’, een award die het Katmai National Park in Alaska elk jaar uitreikt aan de beer die zich het volst heeft gevreten.
Ik zal die beer dan maar de schuld geven van mijn eetbui van vandaag. Ondanks het schitterende weer van vandaag geraakte ik mijn zetel niet uit, en ben ik niet gaan fietsen of wandelen zoals ik halvelings van plan was. Ik mocht dan wel vinden dat ik dit verplicht was aan het zalige zonnetje, ik slaagde er niet in. Tot in de hangmat ben ik nog wel geraakt maar daar heb ik de hele dag alleen maar liggen lezen in de weekendkrant en in het dikke ‘Brieven uit Genua’ van Ilja Leonard Pfeijffer waar ik al weken in bezig ben.
Behalve lezen en dutten heb ik daar ook nog dikke boterhammen met peperkoek gegeten en een halve zak chips soldaat gemaakt toen ik aan de rosé ging.

Het lag dus niet aan mij, het lag aan het seizoen. Het wordt tijd voor een winterslaap en na alle kilo’s die er al af zijn gevlogen door het vele fietsen en het sobere eten van de afgelopen tijd, vond mijn buik het nu blijkbaar tijd om wat schade in te halen.
Ach, zo erg is dat ook weer niet. Morgen staat er een mooie Natuurpuntwandeling op de planning door het vleermuizencomplex bij Werkendam en maandag zitten we weer op de fiets voor de werkweek.
Even zondigen vergeef ik mezelf bij deze.
Het artikeltje over beer ‘812’ zoals hij heet, besluit met een vrolijk ‘We zien elkaar terug in de lente, slaapwel!’
En ik moet dit korte blogje ook afronden want het eten staat op tafel.
Gemarineerde zalm, gebakken op Wims wijze.
Eat that, 812!


bad-blog

In bad lig ik wekend in het warme water te ontspannen na een volle en vervullende werkdag. Ik lees wat in de krantenbijlages waar ik in het weekend niet aan toegekomen was, en plots valt mijn oog op een reisverslag over het Sint Olavspad in Zweden. Het pad dat ik notabene afgelopen zomer zelf gelopen heb.
De reisjournalist mijmert over hoe spiritueel zo’n tocht nou eigenlijk is, en beschrijft wat er zoal door zijn hoofd ging op die lange lange dagtochten: ‘Ik hield ervan om tegen mijzelf te praten zonder dat iemand mij kon horen. Zelfs die eentonige bossen vond ik rustgevend, en ook de kilometerslange, rechte, saaie grindwegen die ze doorkruisen. Ik heb gevloekt op het tergende getik van de regen op mijn capuchon, op mijn kletsnatte schoenen en op die muggen, die verdomde muggen, die een gecoördineerde aanval lijken uit te voeren zodra je op een bospad welgeteld drie seconden stil durft te staan. En ik heb gemopperd over de zeurende pijn in mijn linkerknie die aan het eind van elke middag weer opkwam, heilig bronwater of geen heilig bronwater.
Ik ben alleen maar met dit soort gedachten bezig geweest. En met alleen maar dit soort gedachten. Telt dat ook niet mee als een klein beetje spiritualiteit?’

Bij mij was het dan wel mijn rechterknie en niet de linker, maar verder: zo ongelooflijk herkenbaar, de banaliteit van je gedachten, en hoe het leven zo heerlijk overzichtelijk en simpel wordt als de enige bekommernissen van de dag eten, slapen en stappen zijn. Wassen wordt zelfs bijzaak en twee keer per week een schone onderbroek is al een hele prestatie.
Een trouwe lezer van mijn reisblog reageerde zelfs een keer: ‘jij denkt alleen nog maar aan supermarkten’. Heel opmerkzaam, ze had overschot van gelijk.

Af en toe doezel ik in het geurende water wat weg en droom van impulsieve ontsnappingsreisjes met het camperbusje dat ik nog niet heb, of van lange fietstochten en onderweg slapen in tentjes waarbij ik de regen niet aan mijn hart laat komen.

Het badwater koelt af, het is tijd om eruit te komen. Door al dat weken kan ik ondertussen een laagje huid van mijn benen afrollen. Die mooie bruine zomerhuid die ik zo dapper bij elkaar gespaard heb, pelt af. Ongemerkt vervelt mijn lijf naar een winterversie.

Dit soort geluksmomenten houden alles in balans. Doezelen in een warm bad na een lange werkdag, de plotse felle regenboog onderweg naar huis eergisterenavond, de stem van Leonard Cohen die opklinkt in zijn nummer ‘Treaty’ net als ik ’s ochtends over de brug fiets en de dag zie opkomen boven het water.

Deze week had ik voor het eerst sinds het voorjaar weer kousen aangetrokken. Al was dat uiteindelijk
nog niet perse nodig, zo mooi werd de dag alsnog.
Maar de dagen worden korter, het laatste stukje van de terugweg is al erg donker, en dan zijn kousen toch wel aangenaam.
Wat het regenweer betreft in de afgelopen week, heb ik ook bijgeleerd. Tijdens het rondje huisbezoeken in de eerste helft van de week, hield de nieuwe decathlon-regenjas me al goed droog, en ook de lage regenlaarsjes die ik jaren geleden ooit kocht maar nooit droeg, kwamen nu goed van pas. Nu volgende keer nog de regenbroek aantrekken die ik wel bij me had maar veel te lui was om aan te trekken, of te lang dacht ‘het valt wel mee met die regen’. Tja, dan wordt alles tussen jas en laarsjes toch weer nat. Maar we leren bij, en dat is wat telt.
Terug op de praktijk verwissel ik de regenlaarsjes weer voor sneakers, en zo blijven mijn voeten droog en blij. Net als ik.
Zolang er genoeg geluksmomentjes op de fiets zijn, laat ik me door de regen voorlopig niet uit het veld slaan.
En vandaag was er zoveel zon te genieten, dat ik wat regen wel weer aan kan. Alles op zijn tijd.