In bad lig ik wekend in het warme water te ontspannen na een volle en vervullende werkdag. Ik lees wat in de krantenbijlages waar ik in het weekend niet aan toegekomen was, en plots valt mijn oog op een reisverslag over het Sint Olavspad in Zweden. Het pad dat ik notabene afgelopen zomer zelf gelopen heb.
De reisjournalist mijmert over hoe spiritueel zo’n tocht nou eigenlijk is, en beschrijft wat er zoal door zijn hoofd ging op die lange lange dagtochten: ‘Ik hield ervan om tegen mijzelf te praten zonder dat iemand mij kon horen. Zelfs die eentonige bossen vond ik rustgevend, en ook de kilometerslange, rechte, saaie grindwegen die ze doorkruisen. Ik heb gevloekt op het tergende getik van de regen op mijn capuchon, op mijn kletsnatte schoenen en op die muggen, die verdomde muggen, die een gecoördineerde aanval lijken uit te voeren zodra je op een bospad welgeteld drie seconden stil durft te staan. En ik heb gemopperd over de zeurende pijn in mijn linkerknie die aan het eind van elke middag weer opkwam, heilig bronwater of geen heilig bronwater.
Ik ben alleen maar met dit soort gedachten bezig geweest. En met alleen maar dit soort gedachten. Telt dat ook niet mee als een klein beetje spiritualiteit?’
Bij mij was het dan wel mijn rechterknie en niet de linker, maar verder: zo ongelooflijk herkenbaar, de banaliteit van je gedachten, en hoe het leven zo heerlijk overzichtelijk en simpel wordt als de enige bekommernissen van de dag eten, slapen en stappen zijn. Wassen wordt zelfs bijzaak en twee keer per week een schone onderbroek is al een hele prestatie.
Een trouwe lezer van mijn reisblog reageerde zelfs een keer: ‘jij denkt alleen nog maar aan supermarkten’. Heel opmerkzaam, ze had overschot van gelijk.
Af en toe doezel ik in het geurende water wat weg en droom van impulsieve ontsnappingsreisjes met het camperbusje dat ik nog niet heb, of van lange fietstochten en onderweg slapen in tentjes waarbij ik de regen niet aan mijn hart laat komen.
Het badwater koelt af, het is tijd om eruit te komen. Door al dat weken kan ik ondertussen een laagje huid van mijn benen afrollen. Die mooie bruine zomerhuid die ik zo dapper bij elkaar gespaard heb, pelt af. Ongemerkt vervelt mijn lijf naar een winterversie.
Dit soort geluksmomenten houden alles in balans. Doezelen in een warm bad na een lange werkdag, de plotse felle regenboog onderweg naar huis eergisterenavond, de stem van Leonard Cohen die opklinkt in zijn nummer ‘Treaty’ net als ik ’s ochtends over de brug fiets en de dag zie opkomen boven het water.
Deze week had ik voor het eerst sinds het voorjaar weer kousen aangetrokken. Al was dat uiteindelijk
nog niet perse nodig, zo mooi werd de dag alsnog.
Maar de dagen worden korter, het laatste stukje van de terugweg is al erg donker, en dan zijn kousen toch wel aangenaam.
Wat het regenweer betreft in de afgelopen week, heb ik ook bijgeleerd. Tijdens het rondje huisbezoeken in de eerste helft van de week, hield de nieuwe decathlon-regenjas me al goed droog, en ook de lage regenlaarsjes die ik jaren geleden ooit kocht maar nooit droeg, kwamen nu goed van pas. Nu volgende keer nog de regenbroek aantrekken die ik wel bij me had maar veel te lui was om aan te trekken, of te lang dacht ‘het valt wel mee met die regen’. Tja, dan wordt alles tussen jas en laarsjes toch weer nat. Maar we leren bij, en dat is wat telt.
Terug op de praktijk verwissel ik de regenlaarsjes weer voor sneakers, en zo blijven mijn voeten droog en blij. Net als ik.
Zolang er genoeg geluksmomentjes op de fiets zijn, laat ik me door de regen voorlopig niet uit het veld slaan.
En vandaag was er zoveel zon te genieten, dat ik wat regen wel weer aan kan. Alles op zijn tijd.