Bemodderde sneakers

Zon. Ook wind. Maar vooral zon. En ‘Love Tonight‘ in mijn oren (wel te zacht, want de koptelefoon is weer in overbeschermingsmodus gegaan nadat ik de muziek blijkbaar veel te hard had staan tijdens het douchen… daar word ik nu voor gestraft). Dat beschrijft zo wel een beetje de uitgelaten stemming waarin ik naar het afscheidsetentje in Hoogstraten fietste afgelopen vrijdag.
‘I blessed the rains down in Africa,’ klinkt het ergens tussen Merksplas en Wortel. Zeker wel. Maar niet hier, niet nu, niet nu ik netjes aangekleed en opgetut naar dat etentje fiets.
Dus zet ik me even aan de kant, onder het afdak van de Veja, en wacht tot de bui gepasseerd is. Even buienalarm checken en toch maar die regenjas aantrekken.
Nadien blijft het droog, maar mijn nette witte sneakers zijn wel smerig geworden van al die plassen waar ik door fiets.
Zodoende arriveer ik tien minuutjes te laat, maar op de bemodderde sneakers na nog best intact in Haut Ru waar ik heb afgesproken met de vriendinnekens en vriendekens uit mijn jeugd.
Een heerlijk avondje bijbabbelen over vanalles en nog wat, met de mensen uit je jeugd maakt het hoegenaamd niks uit hoeveel jaren er verstreken zijn sinds het laatste contact. Je kan altijd naadloos weer aanpikken waar je gebleven bent.
Het was alles wat ik nodig had. En zoveel meer. Ik voel me dankbaar en gelukkig met zo’n mensen om me heen.

Oersaai

‘Oei, dus daar is geen wifi?’
‘Dus tieners kunnen niet mee,’ concludeert Sven Speybrouck als hij in het radioprogramma Interne Keuken schrijver Ward Hulselmans interviewt over diens zeereizen aan boord van een vrachtschip.
‘Dus elke normale mens kan niet mee,’ doet Koen Fillet er nog een schepje bovenop.

Lap, het is zover. Zelf had ik het natuurlijk al lang in het snotje, maar nu is het officieel: ik ben geen normale mens ?
Want normale mensen gaan niet op reis naar plaatsen zonder wifi, toch niet vrijwillig, en al zeker niet met een vrachtschip.

En, zoals Sven en Koen het stellen in de inleiding van voornoemde podcast: ‘Het is oersaai, het gaat tergend traag, er valt niks te beleven, en het schijnt toch fantastisch te zijn.’

Vroeger vertrok je met een bananenboot als je je leven beu was. Als je zin had om met de Noorderzon te verdwijnen, beetje zoals naar het Vreemdelingenlegioen vertrekken, voor wie weg van de wereld wilde. Vandaag hoef je daarvoor gelukkig niet meer als matroos aan te monsteren, het kan ook als passagier.
Ik ben geen fan van Interne Keuken (dat ligt aan het storende gerinkel van serviesgoed en bestek op de achtergrond dat het luistergenot voor dit hoogsensitiefje bederft en aan de chaotische gespreksvoering die de heren Speybrouck en Hulselmans erop na houden) maar voor Ward Hulselmans en CptnZeppos maak ik graag een uitzondering. Díe aflevering wou ik wel horen!
En ik moet zeggen: ze hebben bijgeleerd. De storende keukengeluiden moeten ook anderen een doorn in het oor (grapje) geweest zijn, want het klonk nu allemaal zoveel rustiger dat ik genietend naar het verhaal van Hulselmans kon luisteren.
‘Hij was een van de eerste klanten van CptnZeppos en wilde er meteen ook het uithangbord van zijn.
Dus wil hij graag reclame komen maken,’ lees ik in de beschrijving van het interview, ‘Voor De Zee. En Het Leven. En Mens Zijn. En Niks Doen. En Nog Zoveel Meer.’

Wat verderop in het interview gaat het over Hulselmans’ besluit om te stoppen als scenarioschrijver. ‘Een normaal mens gaat dan naar Compostela,’ merkt Speybrouck op.
Oef, blijk ik toch normaal te zijn. Al was dan niet Compostela het doel van mijn pelgrimstocht afelopen zomer, maar Trondheim.
Zou dat ook tellen?

PS: ‘Normaal’ wordt overschat, stuurt vriendin M. na het lezen van dit blog ? Lang leve de hoekjes eraf.


De jacht op de zeekaart

Een tripje van acht dagen kort? Dan maak je het toch gewoon wat langer. Moeilijk is dat niet, het begint simpelweg met het kiezen van een doel.
Voor mij was dat doel vandaag: de jacht naar een zeekaart voor de zeereis naar Finland – yep, acht dagen – over een paar weken.

De zon schijnt, het weer gunt ons een pauze tussen al die regen- en stormdagen, en daar profiteer ik van om de adresjes te checken die CptnZeppos, mister Joris Van Bree, me heeft doorgegeven om zeekaarten op de kop te tikken.
Pas om halftwaalf, veel later dan gepland, zit ik op de fiets, en het is zalig fietsen zo met die felle zon. Ik zal vandaag wel aan mijn vitamientjes D geraken. Zoals altijd staat er langs het kanaal een felle wind, maar dat kan me weinig deren. Ik luister lekker podcasts en trap vrolijk de ene kilometer na de andere weg.
Onderweg maak ik foto’s van elk cafeetje of koffiebarretje langs het kanaal en noteer de kilometerafstand tot daar. Was ik al een tijd van plan met het oog op toekomstige fietstochtjes en afspraakjes.

Ergens rond een uur of twee arriveer ik in Antwerpen, aan de dokken in de buurt van het MAS. Zon, water, zeilboten, … Wat heeft een mens meer nodig om helemaal in vakantiemodus te geraken? Water is altijd magisch, en water-plus-zon is een combi die altijd een geluksbommetje doet ontploffen.
Op een bankje in de zon eet ik mijn lunch: een perfect warm gebleven vers soepje en een dubbele knäckebröd met kaas. Vier Michelinsterren krijgt deze lunch van mij.

Het eerste adresje heeft heel leuke kleding in de aanbieding – zeemanstruien, superleuke regenjassen met felle streepjes, regenhoedjes, too cute laarsjes – maar geen zeekaarten.
Het tweede adres, het Red Star Line museum, hoort het in Keulen donderen als ik vraag naar zeekaarten, dus er zit niets anders op dan naar het derde adres te gaan, Landtmeters in de Vosseschijnstraat nr 140. Daarvoor moet ik het havengebied in, helemaal terug naar waar ik al vandaan kwam.
Maar de tocht is zo leuk, met de zon door het havengebied dat me toch wat terugvoert naar vroeger: ik passeer het schitterende havenhuis van architecte Zaha Hadid, fiets langs de magazijnen van KatoenNatie waar mijn vader nog voor gewerkt heeft, wordt bijna van de brug geblazen door een plotse felle windstoot om uiteindelijk tien minuten voor sluitingstijd binnen te staan bij Landtmeters. Daar kom ik binnen in weer een andere compleet magische wereld. Ik kijk m’n ogen uit naar de boeken die daar uitgestald staan, en die een wereld openen die ik totaal niet ken. Koken op de golven, Cruising Scotland, Skûtjesilen, Scheepswrakken, Duiken naar goud en kunstschatten, Titanic, Tuning yachts & small keelboats, de International Medical Guide for Ships, … het duizelt me een beetje. Op een aangename manier dan wel, moet ik vaststellen.
Het blijkt nog niet evident, zo’n zeekaart. Veel te gedetailleerd, terwijl ik gewoon een simpel overzichtje zoek. Ik zal het elders moeten zoeken. Misschien toch gewoon een uitgescheurde pagina uit een wereldatlas van de middelbare school zoals Ward Hulselmans deed tijdens zijn eerste zeereis met een cargoship.

Weer wat wijzer fiets ik verder. Ondertussen ben ik de 1000 kilometer weer gepasseerd sinds mijn fiets een nieuwe motor heeft gekregen en heb ik ook al een fietstas versleten gekregen. Te zwaar beladen: een hoekpunt heeft het begeven…
Dat vind ik helemaal niet erg. Teken dat ik het goed gebruikt heb zeker?!
Ik passer nog het oude Furness/Seaport terminals waar mijn vader boekhouder was en ik nog een vakantiejob heb gedaan als telefoniste. Het heet nu ‘Brainbridge’, haha, klinkt een pak spannender.

De dag eindigt in Bar Bakeliet in Borgerhout met een Chimay blauw. En de eerste Aperol van het jaar. En mijn lieve man die me daar komt halen, de fiets op de auto laadt alvorens samen een hapje te gaan eten bij bistro Estelle. Vakantie ofwa??

Bye bye Hoogstraten

Het is zover, het zit erop. Zes maanden Hoogstraten zijn voorbij gevlógen!
En wat was dat fijn.
Er zijn babies geboren (daar was de hele vervanging voor bedoeld natuurlijk), er zijn een paar ellendige virusgolfjes gepasseerd en er zijn een hoop nieuwe ervaringen opgedaan. Het was mooi, het was goed, ik heb er enorm van genoten.
Wat een fijne populatie daar! Heerlijke patiënten. Down to earth, gezond verstand, het hart op de juiste plek, respectvol, vriendelijk, volmondig meewerkend om gegeven adviezen op te volgen, zelfredzaam. Wat een heerlijke ervaring.
Hoogtepunten? Veel!
De vele fietritten heen en terug, de ontmoetingen met vrienden en plaatsen uit mijn jeugd (de herbeleving van mijn jeugd – quoi), de regelmatige bezoekjes op het kerkhof aan het graf van mijn ouders, (ja, dan kom ik daar ook eens), die geslaagde schouderrepositie al meteen in de eerste week ofzo, de fijne collega’s en secretaresse, de verrukkelijke cheesecake uit de Delhaize (die er later niet meer te vinden was), dat Holsteinrund en die crème brûlée om duimen en vingers bij af te likken en waar ik al over verteld had in een eerder blog.
De koekjes van Het Chocoladehuis die ik ter afscheid kreeg niet te vergeten natuurlijk!
En de innerlijke vrede die voortkomt uit het maken van keuzes die me passen als een handschoen: het vrijbuitersleven van de vrije waarnemer. Hard werken, hard vakantie vieren.
Wat ik overigens voluit aan het doen ben natuurlijk, nu de vervanging erop zit.

Dieptepuntjes? Ja, die waren er natuurlijk ook. What goes up, must come down.
De top van de vierde golf. Of eerder het dal daarvan. Toen ik even niet meer wist waar ik het zoeken moest en met mijn hoofd in mijn handen aan het bureau zat te bedenken of ik gillend weg zou rennen of toch nog eens diep adem zou halen en voortdoen tegen heug en meug.
Het werd voortdoen natuurlijk, ik laat mensen niet in de steek.
Of die donderdagavond toen ik moederziel alleen nog aan het werk was en op de groepsapp de ene na de andere idyllische foto zag passeren: gelukkige gezinnetjes met of zonder baby op de bank, poserend in de sneeuw of vrolijk aan de wijn. Toen heb ik me uit zelfbescherming toch maar even verwijderd uit de groepsapp.
Een dieptepuntje mag het niet heten, maar een spiegel heb ik ook wel gemist. Handig als je net twintig kilometer door weer en wind hebt gefietst en even wil checken of je nog toonbaar bent voor de werkdag. De glazen voordeur van de bovenburen kon bij gebrek aan spiegel wel dienst doen.
(Wel heel bijzonder trouwens als je er even over nadenkt: een groepspraktijk met alleen maar vrouwen en dan nergens een spiegel te bespeuren.)
En ja, die ene terugrit toen mijn fiets kapot was en ik op de veel minder fijne fiets van mijn man naar huis reed na een lange werkdag. Koud, moe, er was geen lol meer aan te beleven en ik kon alleen nog maar denken ‘WTF am I doing here?’
(Er waren de nodige ochtenden dat ik liever in winterslaapmodus was gebleven dan te gaan werken, maar dat lag meer aan het seizoen dan aan het werk. Die hele donkere natte winter gaat je niet in de koude kleren zitten. We zijn er als mens simpelweg niet voor gemaakt. Maar dat is mijn bescheiden n=1 mening als ervaringsdeskundige?)
Toen ben ik – tijdelijk – overgeschakeld op de auto. Dat was eigenlijk nog grappig, want die auto hebben we al een paar jaar en ik had er al die tijd nog nooit fatsoenlijk mee gereden op een occasioneel ritje na. Al een jaar of vijf doe ik alles met de fiets. Ik vond die hele auto maar niks. Mijn vorige auto was veel fijner, deze zou er nooit tegenop kunnen.
Maar ondertussen zijn we vriendjes geworden. Het is echt een hele fijne auto, zo heb ik moeten ondervinden. (Toch gaat hij onherroepelijk de deur uit nu we ons hart – en ons geld – verloren hebben aan het campervannetje dat we eindelijk binnenkort kunnen gaan afhalen)
Over vriendjes gesproken: terugkeren naar de plek waar je opgroeide is terugkeren naar je jeugd. Naar die jonge jaren van ontdekking en onschuld, waarin het leven je nog geen blutsen en builen bezorgd heeft en alles nog mogelijk was. En terugkeren naar de mensen die je kennen zoals de mens die je diep vanbinnen altijd gebleven bent.
Zo’n kans moet een mens met beide handen grijpen. Om dat te vieren staat er nog een etentje gepland met vrienden en vriendinnen van vroeger. Wat kijk ik daarnaar uit!

Maar ik wijk af.
Want ik wou alleen maar zeggen: bye bye Hoogstraten, het was een superfijne ervaring!
Dankjewel Hanne, Lies, Olga, Nathalie en Kristel. Wie weet tot ziens. ??

Armchair traveller

‘I am the armchair traveller’. De quote is van Joseph Cornell, en mijn favoriete kunstenaar Rinus Van de Velde gebruikt de tekst onder een enorm zelfportret in zijn expo Inner Travels (nog tot 15 mei in Bozar in Brussel).
Ik herken dat, dat van dat armchair travellen. Ik hoef ook niet ver te reizen om andere oorden op te zoeken. Ze zitten allemaal in mijn eigen hoofd, en die speeltuin van gedachten, dromen en verlangens is zo uitgestrekt en weids dat ik de verste uithoeken ervan nog lang niet verkend heb.
Verandering van omgeving hoeft voor mij niet verder te reiken dan de beperkte actieradius die te voet, te fiets of straks met ons busje te overbruggen valt. In een ander decor worden mijn zintuigen klaarwakker en borrelt de creativiteit en de schrijfgoesting onbedwingbaar op.
Zoals dat nu ook weer het geval is op dit mindfulness weekend in Cadzand.
Het is dan niet mijn eigen leunstoel, het is wel dichtbij en in wezen een heel saai gebeuren: uren op een kussentje zitten met niets dan overwaaiende wolken om naar te kijken of vogeltjes om naar te luisteren. En dat innerlijke stemmetje dus, dat in zo’n toestand van alleen-maar-zijn vrij baan krijgt.
In een recente nieuwsbrief van het Center for Mindful Self-Compassion klonk dat veel welluidender als volgt: ‘As we warm up our inner conversation and begin to connect with our deeper inclination for peace, ease and joy, the obscuring snow and ice of self-criticism, shame and suffering slowly melts, allowing the heart to unfold and bloom’.
‘Finding our inner calm and peace can be difficult in a world full of noisy distractions. Participating in a silent retrait allows us to take the time and make space to hear our own thoughts, gain clarity and understanding, and deepen our relationship with ourselves and others. We are then invited to carry the benefits of silent retraits into our everyday lives.’
Voilà, ik kan het niet beter zeggen. Als mijn innerlijke stemmetje de ruimte krijgt en blij kabbelt, voel ik me intens gelukkig.
Een meditatiekussen of een goede armchair, een paar stapschoenen of een degelijke fiets en lange paden en wegen, is al wat daarvoor nodig is.

Ik herinner me trouwens nog heel goed de eerste keer dat ik oog in oog stond met een Rinus Van de Velde. Dat was toen galerist Tim Van Laere zijn galerie nog in hartje Antwerpen had en de ruimte overladen was met de kenmerkende houtskooltekeningen. Van de precisie en lichteffecten daarvan alleen al was ik zwaar onder de indruk, maar het waren de teksten onder die tekeningen die me helemaal van mijn sokken bliezen. Ik kwam thuis met een fotorolletje vol teksten.
‘Dear, I believe after travelling around all this time I have found an area’ is nog zo’n zin waarvan ik aan het dromen sla.

Dat u nu om de oren geslagen wordt met de ene blog na de andere, is dus de schuld van mijn content taterende inner voice.
Zover als Rinus Van de Velde die er zijn atelier niet eens voor hoeft te verlaten, ben ik nog lang niet (en zal ik ook nooit zijn), maar de bib van Beerse of de polders van Cadzand zijn voor mij al meer dan genoeg. Mijn verbeelding doet de rest wel.

In een recent interview in De Morgen had Van de Velde trouwens naast zijn mooie visie op reizen ook een alternatieve wijze van omgaan van verlangens waar ik van kan leren. Niet de vervulling van al die verlangens die willekeurig de kop opsteken heeft hij voor ogen, maar wel ze te zien voor wat ze zijn, en ze te laten overwaaien. ‘Ik heb een verlangen naar iets, maar in plaats van dat in te lossen, visualiseer ik dat in mijn atelier. En na een tijd verdwijnt dat verlangen dan,’ zegt hij.
Zeer zenvol. Daar kan ik nog een puntje aan kan zuigen. En ik denk zomaar dat ik niet de enige ben.

‘Ohhh, je lijkt weer in Zweden te zitten’, appt mijn zus als ze mijn ochtendfoto hier in Cadzand aan het watertje ziet. Ze heeft gelijk. En dat op nauwelijks een uurtje van mijn armchair.

Wild geraas

Zie de maan schijnt door de bomen, makker staakt uw wild geraas.
De volle maan was inderdaad schitterend zo laat gisterenavond toen ik hier de polders van Cadzand binnenreed om me nog eens een weekendje onder te dompelen in een warm mindfulness-bad.
Maar de makker mag zijn geraas nu wel staken onderhand. Het is genoeg geweest. Wat een weer!
De rit hierheen was niet evident, ik had spierpijn in mijn armen van het stevig vastklemmen van het stuur om de zijwaartse rukwinden op te vangen en op koers te blijven.
Toch was het ook een fijne rit, want ik had een beetje nostalgie ingezet: een stapeltje CD’s uit de oude doos vergezelden me op de barre tocht.
First Aid Kit, Leonard Cohen and good old Heather Nova. Balsem voor de ziel en perfecte soundtrack onderweg naar mindfulness.
Die fijne muziek werd ruw onderbroken door een schel alarm in de auto dat ik nog nooit gehoord had. Ik zag niks flikkeren op het dashboard, en kon niet vaststellen waar het vandaan kwam. Auto aan de kant, zoek zoek zoek… het schelle lawaai bleek uit mijn GSM te komen: ‘Noodmelding. NL-Alert. Extreme weerstomstandigheden in grote delen van Nederland. Bijf binnen. Bel alleen 112 bij levensgevaarlijke situaties. Het noodnummer is overbelast.’
Een mens zou nog in de gracht rijden van het verschieten ?

Ik heb de polders nog nooit zo ruw gezien. Beangstigend en indrukwekkend tegelijk.
Als je even denkt aan het iconische beeld ‘De grote golf van Kanagawa’ van Hokusai – een beeld dat je heel vaak terugvindt in mindfulness contexten – dan was de storm van gisteren wel heel symbolisch. 

Toch kon ik, eenmaal tas uitgepakt en bed opgemaakt, de rust niet vinden in de avondmeditatie. Het woeste razen van wind en bomen haalt niet alleen het haar aan de buitenkant van mijn hoofd overhoop, ook de binnenkant wordt ruw opgeschud. Zo’n meditatie had ik nog nooit meegemaakt.

Maar zoals Edel Maex altijd zegt: ‘Er is niets dat er niet bij hoort.’ Dus mag ook Eunice haar plek opeisen.

Nu in de ochtendstond met een bordje havermout op schoot op het vlondertje aan het water. Paradijselijke stilte na de storm. Het heerlijk ochtendje is gekomen.
Danku, makker.

… En nu naar de afwas. Ook in het paradijs moet gewerkt worden.

Veilig oversteken

Het was vanochtend al een hele prestatie om heelhuids de praktijk te bereiken zonder de gracht in te waaien. Oversteken is soms een ander paar mouwen.
Vaststelling: als de politie agent aan de oversteekplaats een vrouw is, mag ik sneller oversteken dan als daar een man staat met zijn vlammende salami.
Nu ik ervaringsdeskundige geworden ben door mijn vele fietsritten naar het werk rondom de tijd dat de scholen starten, zie ik een duidelijk verschil.
De vrouwen zien je aan komen fietsen en geven je zo snel mogelijk vrij baan om de weg veilig over te steken, ik moet zelden meer doen dan een beetje afremmen. Stoppen hoeft haast nooit.
De mannelijke politieagenten daarentegen laten je even heel duidelijk je plaats weten. Hun ego moet altijd even meespelen. Ze kunnen er niks aan doen. En bij politie agenten zal het nog meer meespelen dan bij mannen in het algemeen, kan ik me zo voorstellen.

Bij die mannen moet je dus altijd even wachten. Je moet je plaats kennen als fietser, en onderdanig aan de arm der wet stoppen en wachten tot het mijnheer de agent belieft zijn vlammende salami in de lucht te steken en het jou vergunt de auto’s te doen stoppen en je vrij baan te geven om dankbaar de weg over te kunnen steken. Met de vrouwen wissel ik vaak een dankbaar glimlachje of een vrolijk ‘goedemorgen’ uit, de mannen kijken streng voor zich uit.

Ik lieg niet. Na ruim vijf maanden agenten geobserveerd te hebben tijdens mijn dagelijkse fietstochtje is dit mijn conclusie.
Mannelijke ego’s? Doodvermoeiend. En een beetje pathetisch ook.
Vanmorgen was het weer van dat.

Ik laat het echter niet aan mijn hart komen. Had ik op de heenweg de stormwinden nog grotendeels op kop, de heenweg was een heerlijk feest van wind in de rug en stralende zon. Zonder jas, zonder handschoenen, en zonder politieagenten ?


De dokter belt maar één keer.

Het computerprogramma dat dagelijks minstens twee keer blokkeert, crashende eHealth diensten die medicatievoorschriften en betalingen onmogelijk maken, spellingscorrectors die nooit schrijven wat ik bedoel en zodoende de boel alleen maar vertragen.
Mensen die vragen om teruggebeld te worden en dan hun telefoon niet opnemen, zodat ik voicemails inspreek en zij mij weer moeten bellen. ‘De dokter belt maar één keer’, herhaalde onze secretaresse tot in den treure in de vorige golven.
Niet dat dat veel hielp.
Scholen die rigide vasthouden aan hun bergen papieren bij elke ziekmelding, terwijl iedereen al lang een manier gevonden heeft om in ieder geval de onnozele workload van attestengedoe bij de huisarts weg te halen.
Radio’s die te luid staan in koffiebars, oeverloos inhoudsloos kwekkende dj’s, cappuccino’s met slagroom in plaats van melk.
Het nerveuze geblaf van onze hond, die daar ook niks aan kan doen want ze heeft een trauma opgelopen. Daarmee past ze naadloos in ons huishouden: een kat met een deurentrauma, een hond met een hondentrauma en ik met mijn ontslagtrauma. Wij begrijpen elkaar.
De irritante krul in mijn bles – ik noem hem mijn varkenskrul -, dt-fouten, de krant die te laat of zelfs niet bezorgd wordt.
Haperende wifi-connecties met ten gevolge daarvan haperende zoombeelden en -geluid, het haalt me het bloed onder de nagels vandaan.
Ik erger me aan dikke auto’s die zo breed geparkeerd staan dat ik er met mijn fiets niet langs kan (sorry voor de krasjes van mijn fietstassen in uw lak), aan mansplaining en aan het feit dat ik de grote ergernis waar ik dit hele blog in the first place om begonnen was, vergeten ben.
These are a few of my favourite ergernissen.

Gelukkig bracht de avond aangename verpozing. Een enthousiaste nascholing, een succulent stukje saignant gebakken Holsteinrund en een goddelijke crème brûlée. Met een perfect korstje: niet te hard, niet te zacht, niet te dik, niet te dun, niet te licht, niet te donker.
Bij het vallen van de nacht fiets ik door een lentezachte 9°C naar huis met – dankzij het Touché interview met schrijver Anton Dautzenberg in lijzig Limburgs – de hardcore van Iron Maidens ‘Phantom Of The Opera’ in mijn oren.
Pure magie. Als bij toverslag verdween elk spoortje ergernis.