kindvrij

Schrijfmaatje Daan schreef een stuk over zijn keuze om kindvrij door het leven te gaan. Kindvrij als in ‘er bewust voor kiezen om geen kinderen te hebben’.
Daar wilde ik meteen zoveel op zeggen dat ik er zelf maar een blogje aan wijd. En dat heeft niet tot doel om hem op andere gedachten te brengen, wel integendeel. Ik heb grote bewondering voor wie al zo jong zo bewust in het leven staat dat hij dit soort levensgrote beslissingen durft nemen. Ik had dat niet. Ik rolde gewoon door alle fasen van het leven en volgde daarbij de geijkte paden, haast zonder erbij stil te staan. Studeren, verliefd worden, samenwonen, trouwen, kinderen, bouwen, het ging allemaal vanzelf zo leek het wel. Volgde ik een soort van oer-intuïtie, was het gewoon instinct? Of was mijn onbewust manier van keuzes maken uiteindelijk precies de bedoeling?

Ooit heb ik jankend voor een zenmeester gezeten die mij rustig uitlegde waarom hij bewust geen kinderen had. Op dat moment sloeg de waarheid – of wat ik toen dacht dat de waarheid was – bij mij in als een bom: ik had het verkeerde leven gekozen. Hoeveel ik ook van man en kinderen hield, ik had moeten doen als die zenmeester en er nooit aan beginnen. Dat was in de tijd dat ik dacht dat ik zo’n einzelgänger was dat alleen een kluizenaarsbestaan mij gelukkig zou maken.
Met die zenmeester bleek achteraf vanalles mis, maar op dit punt had ik wel bewondering voor hem. Afwijken van gebaande paden vergt moed.

Kinderen zijn een radicale keuze. Kindvrij blijven is dat ook. Ik heb nog wel wat suggesties voor een middenweg:
– je kunt je kinderen laten opvoeden door je partner. Wij hebben hier thuis dertien jaar lang tot grote tevredenheid van alle partijen de rollen omgedraaid: ik nam de kostwinnersrol op mij als vrouw, mijn man was huisman.
– voor Daans schrikbeeld van een stel rondschreeuwende irritante koters – waar ik ook een grondige hekel aan heb – zijn er ook oplossingen: laat je kinderen opvoeden door een militair (mijn man dus) en laat ze school lopen in een Jezuïtencollege. Gevolg: met onze kinderen kon je overal komen. Ik herinner me geen enkele hysterische situatie, of het moet zijn dat ik ze allemaal verdrongen heb.
(En maar hopen dat de kinderen er geen trauma’s aan overgehouden hebben.)
– verder worden kinderen vanzelf groot en er is niets zo leuk als deze mensjes volwassen zien worden met hun heerlijke eigen persoonlijkheidjes. Zo breken er ook vanzelf weer kindvrije fases aan in ons leven en ja, daar kunnen wij erg van genieten.

De zenmeester ging dus door met zijn kindvrije leven en met mij kwam het ook helemaal goed. Ik heb namelijk de leukste kinderen van de hele wereld. Ik wel. Dat denkt u natuurlijk ook van de uwe en zo hoort het ook en zijn we allemaal weer tevree.
Ik was helemaal niet zo baby-minded en had nooit een keiharde kinderwens, ik was er gewoon niet mee bezig. De babies van anderen konden me maar matig boeien, maar toen ik de dertig naderde was het ineens tijd. Ik herinner me nog dat we met onze verse sterren en strepen – ik was als huisarts het Nederlands leger in gegaan en was net majoor geworden – aan de bar hingen in Hilversum en dat we een beetje lacherig aan elkaar vroegen wat we nu eens voor nuttigs met ons leven gingen doen. ‘Ik denk dat ik maar eens zwanger ga worden’, opperde ik daar jolig aan die bar. In rap tempo kwamen er toen twee heerlijke jongens en een paar jaar later nog een geweldig meisje.
De waarheid is dat ik compleet vereenzaamd zou zijn zonder gezin. Dus al was het allemaal niet heel bewust, toch heeft mijn jongvolwassen, ongerepte en onbezoedelde zieltje destijds in al zijn wijsheid precies de juiste keuzes gemaakt.
Het is niet omdat je er niet lang en breed over gecontempleerd hebt, dat een keuze niet heel wijs kan zijn. Als het hart kiest, heb je maar te volgen.


topvakantie

veel geschreven
(maar nooit genoeg)
veel gefietst
veel ontspannen
veel zon
veel geslapen
veel gelezen
vaak samen gegeten met hele gezin
(soms ook veel)
weinig TV gekeken
veel op tijd naar bed
veel gemediteerd
veel naar podcasts geluisterd
in de hangmat
en zelfs een keer Monopoly gespeeld

afgelopen week heb ik een topvakantie beleefd
Oost West thuis was het weer best

(paas)hazentanden

Schrijfopdrachtje: portretteer jezelf als een vampier.
Probleempje: waar laat je de hazentanden?
Jeugdtraumaatje: die hazentanden.

Scène op het speelplein van Wommelgem, ergens in de tachtiger jaren, ik moet een jaar of vijftien geweest zijn, amper een paar maanden ouder dan de groep aan wie ik als net gebrevetteerd monitrice geacht werd leiding te geven. Slechte beslissing natuurlijk. Die straatwijze gastjes veegden vol leedvermaak met mij de vloer aan, dat vers uit het beschermde nest gevallen kuikentje.
Grienend stond ik uit te huilen bij de hoofdmonitrice wier verliefdheden op de andere leiders van groter belang waren dan dat jankerige leidstertje.

Scène dus op dat speelplein tijdens een dansnamiddag waar ik me een kuitblessure dans met ‘de kilometerdans’, mijn all-time-favourite. Ik zit op de grond leunend tegen de muur even uit te hijgen als daar zo’n brutaal snotaapje van hoogstens een jaar of tien samen met zijn al even brutale vriendje recht voor me komt staan. De schoffies staan me zwijgend secondenlang van heel dichtbij aan te kijken. Ik verroer geen vin, zit nog na te hijgen van het dansen.


‘Hé juffrouw, hebben ze u al eens gezegd dat gij op een konijn lijkt?’
Straatwijze schoffies van repliek dienen had ik, braaf flink dutske, uit braaf nest, nooit geleerd. Al zeker niet op de brave nonnenschool waar ik mijn grijze uniformrokken sleet op de harde houten stoelen.
Dus lachte ik maar een beetje mee als een boer met kiespijn. Tandpijn, haha. Konijnentandpijn.

Enfin, jeugdtraumaatje.
Ik heb lang gehoopt dat mijn kinderen zouden ontsnappen aan dit uiterlijke kenmerk, maar bij het wisselen van hun prachtige kleine melksnijtandjes, doken toch die dominante konijnentanden op.
(Nu ik er zo over nadenk: ergens moet ik thuis nog een stel Theo & Thea tanden hebben liggen. Het kan altijd nog erger.)
Maar dit alles geheel terzijde, we waren bezig met de transformatie van konijn naar vampier.
Bloed zuigen (part of my job) en vlees eten doe ik al als de beste.
Stel je er een paar uit de kluiten gewassen hoektanden bij voor en die hazentanden verbleken in de schaduw van dit stel monsterlijke slagtanden.
Martine as a vampire, zie je het al voor je?
Man, wat zou ik die schoffies in hun weerloze nekjes gebeten hebben.




het beste wat ik heb

Moedeloos zou een mens ervan worden, de schare chronisch zieken die in onze spreekkamers passeert voor wie de medische stand geen afdoende remedie in de aanbieding heeft. De fibromyalgie-patiënten, de prikkelbare darmen, de post-Lyme, de chronische vermoeidheidssyndromen, chronische pijnklachten, de burn-out en ga zo maar door.
Dokters krijgen er een punthoofd van en een heart-sink aanval, en de patiënten ploeteren voort, hun lijden als een zware ball & chain achter zich aanslepend.

Wij als medische stand hebben slechts ontoereikende antwoorden te bieden, er zijn veel lapmiddelen in omloop en gewetenloze pseudogenezers varen wel bij de wanhoop van mensen die bereid zijn veel geld te betalen in ruil voor een beetje hoop op genezing door dubieuze praktijken, vage behandelingen en magische beloften. De evidence base is vaak ver te zoeken.

Het eerlijke antwoord is: we weten het niet. We weten niet hoe we deze mensen moeten helpen. We weten op dit moment enkel dat naast de specifieke aanpak een multidisciplinaire aanpak van o.a. beweging, ergotherapie, cognitieve gedragstherapie en/of psychotherapie het beste is wat we op dit moment kunnen bieden. Bij gebrek aan beter, is dit wat de klachten zo draaglijk mogelijk maakt, ze leren er op deze manier zo goed mogelijk mee omgaan. Genezing belooft het niet.

Wat ik wel weet: van alles wat ik in de spreekkamer kan aanbieden, is mindfulness het beste wat ik in mijn gereedschapskoffer heb. Voor mezelf, omdat ook ik een kritische grens heb van wat een mens kan incasseren. Er is een limiet van wat ik per dag kan handelen aan chronisch leed uit deze categorie. Het vraagt veel meer tijd en aandacht en zorg. Het vraagt simpelweg veel meer van een (huis)arts.
Maar vooral ook voor de patiënt: de patiënt die de vaardigheid van mindfulness leert en oefent, kan beter surfen op de golven van zijn ziekte.
Met een gunstig neveneffect: hij ontdekt of herontdekt daarbij vanzelf een verborgen schat. Oók als alles moeilijk lijkt, schijnt af en toe de zon. Broodnodige geluksmomentjes om elke dag weer door te gaan. Opnieuw en opnieuw en opnieuw.
Dus tot de wetenschap met oplossingen komt, kan ik het beste wat ik heb niet voor mezelf houden. Mindfulness is veel beter dan veel zaken waar ik het soms in de spreekkamer mee moet doen. Maar het vraagt ook wel iets. Het vraagt tijd en inzet, oefenen en blijven oefenen. Piano leer je ook niet spelen met een uurtje per week. De vaardigheid om mindful in het leven te leren staan vergt toegewijde oefening. Maar dan krijg je ook iets.
Het heeft mij zoveel gebracht, hoog tijd dat ik het nu door ga geven.

PS: De eerste groepen zijn al begonnen, hou de website in de gaten: nieuwe data worden daar gepubliceerd zodra er weer een cursus start.

woordenschat

In de zomerbar hangt een briefje: ‘gratis mooie woorden’. Met van die scheurstrookjes eronder zoals advertenties in supermarkten hadden in pre-smartphone-tijden. Nu maken we snel een foto als het te koop aangeboden object ons interesseert, maar vroeger scheurde je snel een strookje af met het telefoonnummer van de eigenaar.
De gratis mooie woorden hadden al stevig aftrek gevonden, want enkel ‘schemerlamp’ en ‘stoemelings’ waren nog in de aanbieding. Heerlijke woorden inderdaad. Ik nam ‘stoemelings’ mee.
Ik hoorde er nog een mooi vandaag: ‘onfatsoenlijk’.

Een lieve vriend leest mijn blogs altijd twee keer, vertelde hij: ‘Een eerste keer voor de inhoud en daarna nog een keer voor de woorden.’
Ja, ik hou van mooie woorden. Daarom voel ik me waarschijnlijk zo goed in bibliotheken. Omringd door wanden vol woorden, en de stilte die er nodig is om ze te savoureren, daalt er altijd een gezegende rust over me neer en komt de schrijfgoesting vanzelf.
Hier moet ik wel even Arthur Japin citeren uit ‘Een schitterend gebrek’: ‘De rust waarvan ik in een bibliotheek zo geniet bestaat niet alleen uit stilte. Al dat papier dempt ieder geluid, maar ook het ruisen van mijn gedachten. Hun ongedurigheid vindt troost in de overmacht aan kennis langs de wanden. Die is zoveel groter dan ooit in mijn hoofd zal passen.
Het kalmeert me en herinnert mij eraan dat ik niet persé alles hoef te weten en te begrijpen. Zoveel is al opgeschreven en ik heb het allemaal binnen handbereik. Daar hoef ik mij dus niet meer mee bezig te houden.’

Ook in musea en galeries, blijf ik altijd langer stilstaan bij de teksten bij de beelden dan bij de beelden, tekeningen en schilderijen zelf. Toen ik een zomer of twee geleden in het Rijksmuseum in Amsterdam een tentoonstelling bezocht die gecureerd was door Alain de Botton had ik een stijve nek van het lezen van alle post-its die hij volgeschreven had naast en onder elk schilderij. Van de schilderijen zelf herinner ik me niets meer.
Bij Rinus Van de Velde hetzelfde: zijn monumentale houtskooltekeningen vind ik impressionant, maar in vervoering raak ik pas van wat hij er zelf allemaal bij schrijft. Van die teksten maak ik dan een foto om ze voor altijd te bewaren, de beelden zijn toch niet te vatten in een foto dus die laat ik over aan de zeef van mijn herinneringen.
En zo is het altijd: mijn filmrol zit vol foto’s van teksten, uitspraken, quotes, gevelbelettering.

Zoals bekend vallen appels meestal niet ver van bomen. Mijn dochter van bijna dertien is er dan ook apetrots dat ze al zoveel woorden kent. In het Engels dan nog wel: ‘Yes, I have a very big word treasure’.
You go, girl!
By the way, iemand nog een schemerlamp nodig?

mijne waal

Het klinkt altijd alsof hij het over zijn huisdier heeft, maar als onze zoon het over ‘zijne waal’ heeft, bedoelt hij wel degelijk zijn kamergenoot.
Afgelopen zomer begon hij zijn studie aan de KMS in Brussel, de koninklijke militaire school, en die is vanzelfsprekend tweetalig. Maar wie er begint te studeren is niet zo tweetalig als je in dit van oudsher met talen worstelende land zou mogen verwachten.
Vandaar deze praktische oplossing: aangezien alle leerlingen er verplicht intern zijn op tweepersoonskamers, leg je gewoon op elke kamer een Vlaming en een Waal bij elkaar en dan zullen ze wel moeten communiceren. Zo gezegd zo gedaan.
En het werkt. Uit de verhalen die we horen van onze zoon, blijkt dat hij het getroffen heeft met ‘zijne waal’. Het is een fijne kerel die onze zoon al vaak geholpen heeft met allerlei raad en daad. Van praktische zaken tot lastige wiskundige vraagstukken. Ze rekenen op elkaar en vertrouwen elkaar, en zo hoort dat als je op elkaar aangewezen bent.

Ook de liefde maalt niet om een taalbarrière meer of minder. Taal heeft nog nooit een verliefd stel ontmoedigd om er dan maar vanaf te zien. Vlaams-Waalse koppeltjes huppelen er dan ook vrolijk over het Paradeplein.
De integratie met ‘les Africains’ loopt een stuk lastiger. Die groep heeft het te koud in dit natte landje. Na de buitensport staan ze uren onder de douche om weer opgewarmd te raken en als je ze kwijt bent, liggen ze gegarandeerd met twee fleece truien onder hun dekbed op te warmen. De dekens opgetrokken tot over de oren. Temperatuurverschillen blijken lastiger te overbruggen dan taalverschillen.

Ontgroenen doen de KMS’ers een hele week lang, een heftig evenement met lange tradities en een uitgebreid draaiboek. Dat draaiboek is een ratjetoe van Frans en Nederlands door elkaar, een specifiek eigen taaltje en jargon met een eigen charme en humor. Het boek staat vol instructies, van buiten te leren liedjes en lijsten van voor de ontgroeing absoluut onmisbare attributen. Niet voor publicatie geschikt maar wie er sappige verhalen over horen wil, is welkom op de koffie.

Ik had deze blog willen publiceren op 21 maart, de Internationale Dag tegen Racisme en Discriminatie, maar het lukt me nooit om aan te pikken bij de razende vaart van de actualiteit. Toch wil ik dit idee in de groep gooien in de strijd tegen racisme en discriminatie: allemaal een Waal in huis?