Voor gezondNU magazine schreef ik onlangs een column over ’tijd’. Die column verschijnt pas volgend jaar maar even mediteren over het thema ‘tijd’, leverde zo’n karrevracht ideeën op dat ik er nog wel een paar blogs mee kan vullen.
Zoals daar zijn: tijd die ineens over is. Tijd waar je naar verlangt. Tijd die je wil overslaan. Heimwee naar tijd die ineens voorbij is. Vervlogen zonder dat je het in de gaten had. Je stond erbij en keek ernaar, en toen was het te laat.
Tijd die je onverwacht in de schoot komt vallen is de leukste. Daar schreef ik al een blogje over. Of twee blogjes eigenlijk, want dit blogje ging er ook over.
Tijd die je wil overslaan is van een andere orde. De feestdagen bijvoorbeeld. Dat wil ik al jaren maar het lukt nooit. Ik weet niet meer welke columniste het ooit schreef, maar toen ik iets las in de zin van: ‘als ik een tunnel kon graven onder december, dan dook ik daar eind november in om pas in januari weer boven te komen’, wist ik dat ik een geestverwant had gevonden. Sindsdien ben ik op zoek naar medestanders met tips om diplomatiek en elegant de feestdagen te omzeilen, zonder op harmonie af te dingen.
Het is me nog nooit gelukt. Mijn vader wees me eens terecht ‘dat ik de kerk wel in het midden moest laten’ toen ik het toch had aangedurfd mijn kat te sturen naar de feestdis. En mijn zussen lossen ook hun greep niet als het op kerstmis aankomt. Dat zij beiden meestal vrij zijn in de dagen erna en ik moet werken of zelfs van wacht ben, helpt mijn goesting ook niet vooruit.
In afwachting van die tunnel dus (of meevaren op een vrachtschip dat er drie weken over doet om een lading Volvo’s af te zetten in het hoge Noorden, en waar je ondertussen niets anders te doen hebt dan mijmerend over het water uitkijken, slapen en boeken lezen… een droomscenario, mijn gedacht), hou ik mijn vaders advies in ere en daarmee de kerk in het midden. Ik ga braaf naar het kerstfeest, probeer in de dagen daarrond goed voor mezelf te zorgen (veel slapen, veel mediteren, veel buiten en actief zijn, zo weinig mogelijk plannen of van mezelf te eisen) en neem tijdens het feest mijn toevlucht tot mijn breiwerk om toch ergens houvast aan te hebben. Anders zink ik weg in het drijfzand van koetjes en kalfjes.
Gaan ook mee in de breitas dit jaar: een karaoke microfoon om samen met mijn dochter luidkeels ‘Heel zwaar leven’ te blčren (niets werkt zo goed als lachen met je eigen miserie) en ‘het kerstspel’ (want praten over de echte zaken des levens overtreft veruit de koetjes en kalfjes. Echte gesprekken stemmen me milder en dan tel ik dankbaar mijn zegeningen).
Tot zover de tijd die ik graag wil overslaan. Ondertussen kan ik dromen van de tijd nadat de storm van de feestdagen weer is gaan liggen. Tijd! Een maagdelijke agenda – ik geniet nog steeds van de papieren Moleskine-versie daarvan. Helemaal maagdelijk is die agenda natuurlijk niet, want samen met de kerstcadeautjes zijn ook de wachtdiensten alweer uitgedeeld. De belangrijkste verjaardagen zet ik ook nog steeds op papier, samen met de steeds talrijker wordende belangrijke sterfdagen. Zomer- en wintertijd staan erin met een groot uitroepteken. Althans, zolang we met die gekke traditie nog blijven doorgaan, en de vakanties kleur ik vrolijk geel. Altijd iets om naar uit te kijken.
Soms is tijd gekleurd door een zweempje heimwee. Zoals in het wekelijkse Skype-gesprekje met mijn zoon in Zweden waarin hij na een flinke toer joggen verzucht: ‘Goh, nu wou ik dat ik thuis mijn voetjes onder tafel kon steken, genieten van papa’s lekkere eten, en daarna lekker de kachel aan en op de bank onder een dekentje kruipen.’
Wat hij níet zegt – maar wat ik er wel in hoor – is: ik wil bij jullie zijn, bij mijn familie. De Skype-gesprekken duren steeds langer.
De tijdsperceptie van mijn dochter beperkt zich ondertussen tot slechts twee categorieën: ‘school’ en ‘paarden’. Het ene is een noodzakelijk kwaad, om het andere draait haar hele wereld. Hoe vaak ik niet als antwoord krijg: ‘ik wil niet naar school vandaag’ als ik haar ’s ochtends ga wekken, kan ik al niet meer tellen op de vingers van twee handen. Mijn standaard-antwoord is dan: ‘Ik wil ook niet gaan werken; zullen we samen lekker thuis blijven?’ En alleen al dat kleine fantasietje dat we onszelf gunnen, verwarmt ons genoeg om toch gewoon de dag bij de horens te vatten en te doen wat ons te doen staat.
Binnenpretjes als troost.
Daar zoek ik naar, als het in deze donkere dagen toch wat lastiger is om op te staan. Dat warme nest uit waarin ik het liefst zou blijven liggen. Verdwaasd zit ik met sokken aan op de rand van mijn bed, en kijk naar de klok. Hoe is het mogelijk dat het alweer tijd is om op te staan? Waar is de tijd gebleven?
Bij Sam, denk ik. Onze kat heeft alle tijd van de wereld en verlummelt daarvan minstens 99%. Zonder schuldgevoel of aandrang om toch maar iets nuttigs te gaan doen. Ze heeft lak aan verwachtingen en lak aan feestdagen.
Als reďncarnatie bestond, dan wou ik dat ik een kat was.
‘We all need a reason to wake up every morning,’ hoor ik in een Ted-talk.
Behalve als je een kat bent. En alle tijd van de wereld hebt.