Simplify op hakken

Al heb ik ze alweer een hele zomer lang niet gedragen, die stoere hippe hakkensandalen, toch lukt het me maar niet om er afscheid van te nemen. Keer op keer overleven ze de grote najaarsschoonmaak van mijn kleren- en schoenenkast. Hetzelfde gebeurt elk jaar opnieuw met de robuuste AF Vandevorst laarzen die ik zowel in rood als in zwart bezit. De eerste afgedragen, de laatste nog zo goed als nieuw.
Ik ben aan het opruimen voor de toekomst. Voor mijn simpeler leven in de Eifel.
Ik heb daar geen hakken voor nodig. Wandelschoenen, dát heeft een mens daar nodig. Van wandel-, fiets-, regen-, slaap- en huiskleding ben ik ruimschoots voorzien, en dat zal ik ginder goed kunnen gebruiken. Want het leven zal daar zo simpel zijn dat het uit niet meer bestaat dan wandelen, schrijven, lezen, eten, vrijen en slapen.
Dus ruim ik op. Ik heb veel te veel spullen en tegen dat de Eifeldroom ooit uitkomt – het zal nog niet voor de eerste vijf jaar zijn schat ik zo – moeten onze bezittingen drastisch teruggebracht worden tot een overzichtelijk hoopje bare essentials.
Dat is een oefening op zich. Ik zal mijn Marie Kondo opruim-vakliteratuur er nog eens bij moeten halen, want de theorie van het rillinkje van plezier dat je moet voelen voor je iets mag houden, is wat naar de achtergrond gezakt.
Net als diëten elke dag opnieuw beginnen is, en mediteren ook, zo gaat het ook met dat opruimen: eens in de zoveel tijd ga ik met de grove borstel door mijn spullen, breng zakken vol naar de kringloopwinkel, koop een hele tijd niets meer, en dan sluipt het er weer langzaam in: dat leuke shortje, dat T-shirt dat perfect past op het jeansrokje en oh ja, ook wat blote topjes nodig want wat hebben we het warm gehad deze zomer.
Voor je het weet zit je weer in het straatje van nóg nóg nóg.
Maar ik wil minderen. Pas als de kast zo goed als leeg is, herinner ik me weer hoe blij ik word van opgeruimde kasten. Precies in dit spanningsveld beweeg ik me al mijn hele leven: ik prop het te vol en verlang dan weer naar leegte.
De Eifeldroom ligt zoals gezegd zeker nog een jaar of vijf à tien in de toekomst, maar hij geeft me nu al zoveel energie. Een mooi doel om naartoe te leven. En van opruimen word ik vrolijk. Ondertussen kom ik op adem in kleine stukjes Eifel die ik inbouw in de dagelijkse drukte: op vrije dagen pak ik de fiets en wandel in verstrooide Kempense lapjes patchworknatuur. Op een vlondertje aan een stil vennetje in Winkelsbroek drink ik vandaag een kopje koffie en schrijf een blogje. Zo laad ik mijn batterijen op en kan ik blijven dromen.
En die paar hakken, laarzen en Paul Smith jurk waar ik maar geen afscheid van kan nemen? Ach, die mogen mee. ‘Dat pakt niet veel plaats in’, zoals mijn man als excuus gebruikt bij werkelijk alles wat eigenlijk de deur uit moet, en wie weet, misschien sta ik daar ooit nog in te blinken bij een boekpresentatie. Je weet maar nooit waar zo’n simpel leven toe kan leiden.

fat bottomed girls

De namiddag ging geruisloos over in de avond en ik ben in de weekendkrant niet verder geraakt dan pagina zes. Ik strandde bij de column van Marc Coenen. Hij begon met Psalm 51 en flaneerde via zomerhit ‘Jerusalema’ naar de geestige TikTok dansjes daarop om te eindigen bij de broertjes Tim en Fred Williams die in hun YouTube kanaal luisteren naar nummers die ze toegestuurd krijgen van fans en dan hun reactie filmen terwijl ze die nummers voor het eerst horen.
En daar ging het mis. Ik checkte dat kanaal en man – ik krijg al de neiging om er overal een ‘bro’ tussen te gooien, de broertjes zijn zo besmettelijk – daar ging de rest van de middag. Van het ene geweldige Queens-nummer ging het naar Phil Collins’ megahit ‘In the air tonight’ naar de fantastische Nina Simone met ‘Feeling Good‘. Ik bleef maar luisteren en genieten.
De broertjes zijn aanstekelijk, maar het was vooral zalig om al die geweldige muziek nog eens te horen. Man man man, wat knapt een mens daarvan op.
Luister en geniet.
Zorg dat je aan al dat meeknikken op het ritme morgen geen stijve nek overhoudt, en die krant, die komt later wel.
Fat bottomed girls, you make the rocking world go round!

vriendschapsverzoek

Oh dierbaar België, uw Vlaamsche Ardennen zijn schoon, maar uw Oostkantons zijn nog veel schoner. Ik heb er een weekje gewandeld en ben er als een blok voor gevallen.
Wandelen en fietsen in de Vlaamse Ardennen in onze eerste vakantieweek was heerlijk, maar het lapjesdeken van prachtige stukken natuur werd er steeds onderbroken door Vlaanderen op zijn lelijkst: steenwegen, lintbebouwing, elke Vlaming met een baksteen in zijn maag die er zijn eigen droomhuis mag neerpoten, hoe hard dat ook vloekt met het stulpje van de buurman. Een rommelige indruk.
In de Eifelstreek waar we gewandeld hebben, was er van steenwegen en lintbebouwing geen sprake. Alles oogde even proper en verzorgd. Kilometers hebben we gestapt in een loden hitte tussen de velden en de heuvels.
En zo hebben we deze vakantie ons eigen landje toch weer iets beter leren kennen, al was het buitenland nooit ver: taalgrenzen voelen als landgrenzen, en eens je daarover wipt, voel je je echt in het buitenland. Het Grote Routepad dat we voor een stuk volgden in de Oostkantons, leidde ons zelfs heel eventjes Duitsland in. Toch een beetje buitenland dan deze zomer.

De impulsieve week Oostkantons kwam er om twee redenen:
1. het camperbusje dat we in Nederland gehuurd hadden, kon niet doorgaan wegens de geadviseerde twee weken quarantaine na het minste bezoekje in Nederland. Die luxe kan ik me niet permitteren, het werk wacht.
2. Schrijver Marnix Peeters had me nieuwsgierig gemaakt naar zijn thuisbasis waarvan hij in zijn heerlijke columns in De Morgen nooit nalaat de verrukkelijkheden te roemen. Hij heeft er trouwens ook een reeks over gemaakt voor Iedereen Beroemd.
Op Facebook ben ik al jaren bevriend met Marnix – hij accepteerde ooit laconiek een vrijpostig vriendschapsverzoek van mij – en door zijn columns heb ik het gevoel dat ik de man ken. Dus trok ik mijn stoute schoenen aan en stuurde hem een berichtje wat neerkwam op de vraag: ‘mogen wij eens langskomen nu we toch in de buurt zijn?’
(Ik had mijn verzoek natuurlijk veel uitgebreider geformuleerd en bepleit, onder andere met dit argument: het eerste boek dat ik van je las was De dag dat ze Andy zijn arm afzaagden en mijn schoonbroer heet Andy! (en zaagt af en toe een arm af want hij is orthopedist’.) Ik had er zelf smakelijk om moeten lachen bij het teruglezen van mijn bericht – waarin dankzij de dwaze spellingscorrector helaas nog taalfouten geslopen waren, hetgeen mij bijzonder spijtte aangezien het communicatie met een echte schrijver betrof. Maar gelukkig mocht dat de pret niet drukken want net zoals hij jaren geleden zonder verpinken mijn vriendschapsverzoek accepteerde, kwam ook op deze vraag een allerhartelijkst antwoord: ‘Martine, wat mij betreft: graag!’

Met armen vol zonnebloemen en flessen bier stonden we de volgende dag op de stoep. En wat een fijne ontmoeting was me dat. Een paar uur lang hebben we met hem en zijn vrouw gebabbeld en gedronken en verhalen uitgewisseld alsof we elkaar al jaren kenden. Met glans doorstond een digitale Facebookvriendschap de toets van het ware leven.
Later die avond, terug in ons hotel in Burg Reuland, heb ik lang na zitten genieten op het terras bij de bar. Een bar zonder muziek, hier moet ik zijn!

Terug in Vlaanderen na vijf dagen Oostkantons en de ontmoeting met deze twee geweldige mensen die zo radicaal hebben durven kiezen voor rust en eenvoud, voel ik me als Bent Van Looy na zijn eerste dakoptreden in de lockdown: ‘er waren meer dan drie mensen aanwezig en ik was meteen totaal overprikkeld’.

Oh dierbaar België, uw Vlaamse Ardennen zijn schoon, maar uw Oostkantons hebben mijn hart gestolen. Schoonheid en stilte, café’s zonder muziek, indrukwekkende natuur en aangename gesprekken met buitengewone mensen terwijl het bier rijkelijk vloeit. Ik denk dat ik blijf.

Zoeken naar de zin van het leven

Speciaal voor ons zomernummer vroegen we gezondNU-columnist Martine Schrage over spiritualiteit te schrijven. Martine, die huisarts is, een zenleraardiploma in the pocket heeft en ook nog mindfulnesstraining geeft, voelde een lichte paniek opkomen toen we haar dit vroegen. “Die paniek had met van alles te maken: met onzekerheid, met tijdgebrek, maar vooral met een levensgroot vraagteken: wat zou ik in ’s hemelsnaam te melden hebben over spiritualiteit?”

(Klik hier voor het volledige artikel)

gezondNU, juli augustus 2020, www.gezondnu.nl

Nog heel even dan

Op een ochtend kort voor het virus het land verlamde, schotelde mijn scheurkalender mij in alle vroegte deze vraag voor: “What would you like to do most?” Daar moest ik even voor gaan zitten. Van alle wensen, dromen en verlan­gens die in mij sluimeren, wat zou ik er nu uitkiezen? Wij mensen zijn wil­-machines, willende wezens, het houdt nooit op. Dat willen een beetje onder bedwang krijgen, daar is de doorsnee sterveling zijn leven lang zoet mee. Ik ging er dus voor zitten. Elke ochtend mediteer ik een kwartiertje, maar nu dus met een vraag: wat zou ik nu het liefst doen?

(Klik hier voor de volledige column)

gezondNU, juli augustus 2020, www.gezondnu.nl

duikeend op de fiets

De aanleiding was ruzie met het lief. Wij zijn beiden van het type ‘duikeend’ als het om ruzie gaat: zwijgen, terugtrekken, wachten tot het overwaait. Het andere ruzietype is ‘hond’. Honden vliegen elkaar in de haren bij ruzie. Hond-hond is een explosieve combinatie, daar zal het flink stuiven in huis bij ruzie. Hond-duikeend is ook niet zo handig: de duikeend wil wegduiken, maar krijgt de kans niet omdat de hond hem achterna zit en de duikeend het terugtrekken onmogelijk maakt. Duikeend-duikeend is dus zoals het bij ons gaat. Voordeel is: we kramen geen onzin uit die nodeloos kwetst en achteraf teruggenomen moet worden. Nadeel: er wordt niks gezegd. Terwijl praten nodig is. Het zou moeten beginnen met ‘We need to talk’ zoals de code in filmtaal luidt.

Maar wij duiken dus en trekken ons terug in stilzwijgen.
De aanleiding was duidelijk. Het daaropvolgende plan ook: het lief ontlopen. Geen beter vervoermiddel daarvoor dan de fiets. Om 9 u sprong ik erop, om 10 uur en 125 kilometer later na een tocht vol mee- en tegenvallers er weer af te springen. Allé, afstrompelen benadert meer de waarheid.
Meevaller: schitterend mooi weer en mooie omgeving: La Wallonie Picarde. Meanderend langs de Dender tot in Ath. Maar té mooi weer is ook niet handig. Om het risico van een zonnesteek of verbrande schouders te vermijden, was een pet slim geweest. Maar die had ik niet bij. Wel bij: mijn grote roze franjesjaal. Die knoopte ik dus om mijn hoofd. Het zal geen zicht geweest zijn, maar niemand kent mij in La Wallonie Picarde, dus who cares.
Tegenvaller: de ruzie heeft stevig wortel geschoten in mijn hoofd en gaat daar nog een hele tijd door met stevig heen- en weer argumenteren. (In mijn hoofd kan ik hele conversaties afspelen. Kon ik dat maar in het echt.) Het duurt vele kilometers voor de stemmetjes een beetje stilvallen.
Tegenvaller: thuis niet ontbeten, en als ik langs een bakker fiets, heeft die geen bancontact – hier bestaat dat nog – en ik heb geen cash op zak. Op zoek naar een bancontact automaat. Dan aanschuiven bij de bakker. Het bemachtigen van een croissant heeft heel wat voeten in de aarde, maar áls ik er eindelijk één te pakken heb, smaakt die hemels. Zeker aan de oevers van de Dender.
Meevaller: Ath is een leuk stadje. Ik shop er twee mondmaskers. Ook shoppen schijnt een beproefde methode te zijn als remedie tegen een bezwaard gemoed. En met mondmaskers blijf ik mooi binnen het thema.
Tegenvaller: ondertussen is het middag geworden, geselt de blakke zon mijn gestel en ben ik door mijn watervoorraad heen. Heuvelopwaarts rijden versterkt de dorst nog. Meevaller: ik passer een klein Delhaizeke. Daar sla ik flessen water in, een wortelsapje en een ijsje. Tweede meevaller: een grote boom naast dat klein Delhaizeke. Daaronder eet ik mijn ijsje, drink een liter water en voel me weer helemaal verfrist en opgeladen. Mijn fietsbatterij daarentegen is halfleeg maar ik beslis toch om van Geraardsbergen waar de fietslus eindigde nog naar Gavere te fietsen. Een journalist die daar woont, vertelde me ooit apetrots over de mooie bib daar.
Eindelijk bij die bib aangekomen, blijkt die best oké, maar geen honderd kilometer waard. In vijf minuten heb ik hem gezien. In mijn hoogstpersoonlijke Michelin-gids van bibliotheek-beoordelingen is dit geen ‘vaut le détour’. Maar het kan van mijn lijstje af nu ik toch in de buurt was, en de weg is belangrijker dan het doel. Die weg was trouwens prachtig: door de Zwalmstreek, langs de Scheldevallei. Schitterend!
Tegenvaller: in de bib kon ik wegens het corona-gedoe niet eens even naar het toilet.
Meevaller: op de terugweg even pauze op een fijn rustig plekje aan een hellend grasveldje waar ik een boterham en een eitje eet en een powernapje doe voor ik de terugtocht aanvat.
Tegenvaller: vanochtend al kort na de start ben ik gevallen. De schaafwonden op mijn linker knie en aan de zijkant van mijn linker bovenbeen beginnen te schrijnen. Meevaller: het had veel erger kunnen zijn.
Tegenvaller: ook om 18u is het nog loeiheet als ik over het zinderende wegdek van de saaie steenwegen – geen fietsknooppunten deze keer, gewoon rechtoe rechtaan naar huis gezien het dreigend krappe restje batterij – veel te vaak bergop moet stampen. Meevaller: af en toe gaat het dan ook hard naar beneden en vlam ik met 47 kilometer per uur de helling af. (note to self: volgende keer toch maar een helm meenemen). En ik heb nog zoveel water over van mijn overval op de Delhaize dat ik zoals de echte coureurs regelmatig met de nodige sterallures water uit mijn drinkfles over me heen kap. Dat koelt verrukkelijk af. Voor vijf minuten dan toch, want met deze hitte droogt het al net zo snel weer op.
Meevaller: het is me gelukt om op eigen kracht thuis te komen. Ik heb niet met hangende pootjes naar huis hoeven te bellen om me te komen halen.
Het leuke van een goeie batterij is dat je het paard nog even de sporen kunt geven als het de stal ruikt. Dat zit er nu niet in. De batterij houdt het weliswaar drie kilometer voor het einde voor gezien, maar nu geef ik niet meer op. Hijgend en puffend trap ik de loodzware fiets alweer heuvelop naar de vakantiestal.
Who needs een muur van Geraardsbergen? Watjes?

Thuis douche ik uitgebreid onder de regendouche en trek een fleurige vakantiejurk aan. Het lief heeft overheerlijk gekookt en we eten buiten in de warme schaduw een zalig stukje vis en drinken er Ename Tripel voor hem en rosé voor mij bij. We pakken elkaar eens goed vast en daarmee is de liefde weer bezegeld na een dag vol mee- en tegenvallers.
Zo doen wij dat.

vakantie in eigen land

Met de zon op mijn gezicht, de wind in mijn haar en twee stokbroden die als vlaggenstokken uit mijn fietstas steken, katapulteert mijn herinnering me een jaar terug in de tijd. Vorige zomer zaten we in Bretagne, en van de gelukzalige ochtendritjes naar de bakker daar heb ik een jaar lang nagenoten.

Ook nu zijn we op vakantie, en fiets ik terug van een uitstapje naar de bakker. De wegen zijn even stil, het stokbrood is even lekker en de ritjes naar de bakker zijn even genoeglijk.
Het grote verschil deze vakantie? We hebben er maar anderhalf uur voor moeten rijden en ik ga thuiskomen met versleten remblokjes. Bretagne was een stuk platter dan het fraaie stukje Vlaamse Ardennen waar we deze keer via HomeExchange met ons gat in de boter gevallen zijn. Hoe idyllisch is het hier! Ik kijk vanop het terras via een lieflijk zwemvijvertje uit over de glooiende tuinen tot de rand van het bos even verderop in het dal. Het is hier zo mooi. En dan te zeggen dat we deze streek amper kenden. Vakantie in eigen land is echt geen straf.
Gisteren hebben we een lange wandeling gemaakt rond Brakel. Onze kuiten en bilspieren hebben het geweten, dit glooiende landschap vraagt een stevige inspanning, of je nu wandelt of fietst. Zélfs voor iemand die een beetje fietsen wel gewoon is én een electrische fiets heeft – ik weiger pertinent om een andere dan de eco-stand te gebruiken. Puffend en hijgend kruip ik de heuvel op naar ons vakantiehuis, waar de beloning groot is: ontbijt op het terras, krant en koffie erbij en een croissant die ik dus net in het buitenland ben gaan halen.

Want niet alleen de rust en het mooie landschap geeft me hier een buitenlandgevoel, ook bij de bakker waande ik me ver weg van België. Wandel vanaf onze vakantieplek het Brakelbos door en je komt uit in Wallonië, in het prachtige en doodstille Pays des Collines. Ik moest er Frans spreken, van contactloos betalen hadden ze hier nog nooit gehoord, maar met Bancontact lukte het nog net – cash geld heb ik tegenwoordig nooit meer op zak; afgezworen sinds het begin van de lockdown. Toen die Bancontact transactie pas na drie volle minuten afgerond was, dacht ik echt dat ik aan het einde van de wereld beland was. Zalig!

Dirk en Jos, onze gastheer en gastvrouw hier in Brakel, zijn schatten van mensen die ons met de beste zorgen omringen. Het leuke van huizenruil is dat je in een echt huis terechtkomt en zo meteen vanuit een heel andere invalshoek de omgeving ontdekt dan vanuit de typische toeristenplekken. Ook zijn huizenruilers altijd van de behulpzame soort: elke keer al stonden er fietsen ter beschikking voor ons en lagen er een hoop gidsen en kaarten van de omgeving klaar. En nog een mooie mogelijkheid: je kan ook huisruilen met enkel punten, zodat je niet op hetzelfde moment van elkaars huis gebruik maakt als de timing je op een ander moment beter uit zou komen.
Nee, we komen hier in België niets tekort. Zelfs de zee missen we niet. Bretagne was onze eerste HomeExchange-ervaring, en meteen een geweldige voltreffer. En ook deze keer is het verblijf een schot in de roos.
Voor ons voorlopig niets anders dan de huizenruil formule van HomeExchange. En als ik jou met mijn verhaal heb doen watertanden en jij ook zin krijgt in zo’n Coronaproof huizenruilvakantie met HomeExchange, stuur me dan even een mailtje. Als jij namelijk lid wordt via het linkje dat ik jou doorstuur, dan krijg ik weer wat extra HomeExchange punten …

… en kan ik verder dromen van nieuwe plaatsen om te ontdekken en andere bakkers om naartoe te fietsen.
Zolang die stokbrood en croissants blijft bakken, ben ik een gelukkig mens.