Vertrouw je nou maar

Bezig met het sorteren van de labeltjes die ik opgespaard heb van vele kopjes thee, blijf ik haken achter deze wijsheid: ‘Self-reliance is the greatest art’. Mijn gedachten dwalen af naar het telefoongesprek van gisteren. Een collega belde me om te sparren. ‘Ik denk dat ik weg moet uit de praktijk waar ik nu werk, maar ik vind het zo moeilijk. Ik wil mijn patiënten niet achterlaten, maar ik heb geen toekomst in deze praktijk.’ Hij heeft al lang beslist, dat is tussen de lijnen wel te horen. ‘Jij hebt al met dat bijltje gehakt, hoe ging dat nou bij jou?’

Tja, hoe ging dat bij mij? Dat borrelen en broeden en twijfelen en opnieuw proberen en nog eens en nog eens, dat heeft wel een jaar of twee geduurd. En toen was het ineens duidelijk: ik moest er een punt achter zetten.

Ik kan niemand anders zeggen wat de juiste weg is. Ik heb wel geleerd dat springen sterker maakt. Dat het zelfvertrouwen kweekt en dat er werk zat is.

Dus kan ik hem geruststellen: vertrouw er maar op dat wát je ook beslist, het goed komt. Er komen dingen op je pad die je never nooit niet gedroomd had.

Ik belandde uiteindelijk in een praktijk zowat om de hoek in de gemeente waar ik al dertien jaar woon. Back to the roots. niet alleen mijn geografische roots, maar ook mijn innerlijke roots: ik ga er – eindelijk eindelijk eindelijk – mindfulnesstrainingen geven. Ik droomde er al zolang van om dat in de praktijk te kunnen gaan doen, en nu gaat het echt gebeuren.

Weer een beetje meer mezelf geworden. De binnenkant en buitenkant sluiten steeds beter op elkaar aan, binnen hetzelfde vak. Self-reliance is the greatest art: zelfkennis omgezet naar praktijk. Geen woorden maar daden. Al is het nagelbijtend spannend geweest bij momenten en is angst een bekende vriend geworden. Gelukkig heeft die het niet voor het zeggen, dat mag ik nog altijd zelf doen.

Dus lieve collega, jij komt er ook wel. Dat hoorde ik aan je stem en daarvoor ken ik je al te lang. Spring maar als dat nodig is, en hou me op de hoogte van de verrassingen die je tegen zult komen.

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

Warm momentje

Martine Schrage en Bram Tjaden, bloggers voor Medisch Contact, corresponderen met elkaar over wat hun artsenbestaan met hen doet. En het aardige is: we mogen allemaal meelezen. Volg de conversatie >

Lieve Bram,

Gisteren las ik je nieuwe stukje. Vanochtend begon mijn dag rustig en vroeg. Na het mediteren dronk ik thee, en las: Recognise that the other person is you. Dat was precies wat je bedoelde, niet? Zelf zijn we ook mensen die gezien, erkend en gehoord willen worden. Die wel varen bij een kruimel aandacht en waardering.

Zoals die keer dat ik na een reanimatie op straat beduusd mijn spreekuur hervatte, en de patiënt tegenover me zei: ‘Tjonge dokter Schrage, dat was nogal wat. Als u liever heeft dat ik later een keertje terugkom, maak ik gewoon een nieuwe afspraak hoor.’

Of een andere patiënt die op maandagochtend zei: ’Gisteren zag ik u ook al op de huisartsenpost aan het werk. U heeft toch ook nog kinderen hè? Petje af hoor.’

Kijk, zo even gezien en erkend te worden als mens, dat is een warm momentje. Zo kon ik na die reanimatie toch weer verder.

Maar er zit ook een andere kant aan die the other person is you. Als ik dan die ander ben, wat moet ik dan met mensen aan wie ik me erger?

Eerlijk? Er zijn er best wat die mij triggeren. Wat denk je van alle vage klachten, mensen die met lijstjes op het spreekuur komen en er dan eens breed voor gaan zitten, of de mensen die met hun onderhuidse agressie de lucht doen vibreren. Bepaald niet de makkelijkste consulten. Ze kosten een hoop energie en zuigen me leeg. Tegelijk weet ik dat het luisterend oor dat ik bied, precies is wat ze nodig hebben. Vooral als ze overal het deksel op de neus krijgen. ‘Op mijn terrein geen afwijkingen’ heet de afwijzing dan eufemistisch. Op deze formule circuleren creatieve varianten: ‘Geen somatisch substraat’, ‘Op mijn gebied geen somatische verklaring voor de klachten’, … De klap waarmee de deur vervolgens gesloten wordt, heet ‘Retour huisarts’.

The other person is you. Heeft mijn ergernis ermee te maken dat ik – onbewust – iets van mezelf herken in die ander? Of is het ook, of misschien wel louter, een kwestie van tijdgebrek en het feit dat de organisatie en financiering van de huisartsenpraktijk slecht aansluit op deze patiëntencategorie?

De vragen stellen is ze beantwoorden.

Bram reageert – lees zijn blog

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

Hartkloppingen

Martine Schrage en Bram Tjaden, bloggers voor Medisch Contact, corresponderen met elkaar over wat hun artsenbestaan met hen doet. En het aardige is: we mogen allemaal meelezen. Volg de conversatie >

Hoi Bram,

Wat naar, die hartkloppingen van je. Maar eigenlijk ook weer goed dat je lijf je terugfluit als dat nodig is. En dat je de boodschap begrijpt en ernaar handelt. Of juist niet handelt in jouw geval. Even rust en pas op de plaats. We hollen ook maar door altijd.

Al ben ik nu heel blij dat ik weer kan hollen: vanochtend voor het eerst – bijna drie weken na mijn enkelblessure – weer een stukje kunnen rennen, en wat deed dát een deugd! Ook vanochtend voor het eerst weer in mijn oude vertrouwde meditatiehouding kunnen mediteren. Door die dwarse enkel kon ik de afgelopen weken alleen maar zitten met mijn benen naar achteren, maar nu kan het dus weer in de houding waarin ik het liefste zit: mijn benen gekruist onder me. Nee, geen lotushouding, ik ben niet zo’n elastieken mens die zich helemaal kan opvouwen.

Maar gelukkig dus dat ik weer kan rennen en mediteren, ik heb dit echt nodig als tegenwicht in ons drukke werk en miste het. Het was heerlijk om me in het bos weer in het zweet te kunnen werken. Om nadien mijn schouders los te kunnen zwaaien die verkrampt voelden door de vele uren schrijven aan een verslag. Zo merkte ik vanochtend hoezeer de euthanasie die in de komende werkweek gepland staat me bezighoudt. Alle emoties en gedachten eromheen dwarrelen dan naar de bodem, ik word me bewust van wat het me doet en weet dat ik bij dit alles ook voor mezelf te zorgen heb.  Anders kan ik niet goed voor deze familie zorgen. En tegelijk zijn er zoveel praktische dingen te regelen. Mijn tas staat klaar: het hele dossier zit erin – labeltjes op de plaatsen waar ik de laatste details nog moet noteren nadat de euthanasie is uitgevoerd –, het euthanaticarecept, de doos die ik gebruik om de vijf spuiten in de juiste volgorde klaar te leggen, de KNMG/KNMP-richtlijn Uitvoering euthanasie die ik er altijd nog even bij pak, een matje om onder de arm van de patiënt te leggen voor het geval ik knoei bij het bedienen van het infuuskraantje, het koeltasje om de reserve-euthanatica in te bewaren en een bloemenbon voor de geweldige apotheker die bereid was me uit de nood te helpen toen de eigen apotheek van de patiënt dat op de valreep weigerde. Het is allemaal even belangrijk. The heart must have hands, the hands a heart, zegt het labeltje van mijn ochtendkop thee na deze meditatiesessie.

Hart en handen, handen en hart. De hele essentie van het dokter zijn. Nou maar zorgen dat het regelmatig blijft kloppen

Warme groet,
Martine

Bram reageert

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

‘Blogconserven’

Martine Schrage en Bram Tjaden, bloggers voor Medisch Contact, corresponderen met elkaar over wat hun artsenbestaan met hen doet. En het aardige is: we mogen allemaal meelezen. Volg de conversatie >

Lieve Bram,

Ik stuurde je net een uitgelaten whatsappje omdat ik zo blij was met de positieve ontvangst van ons blogconnectie-idee door de redactie van Medisch Contact. De spellingscorrector maakte er echter ’blogconserven’ van en dat vond ik wel creatief. Dat is de hele hamvraag natuurlijk: hoe conserveren we onszelf in de pathogene huisartsomgeving. Dat pathogeen verzin ik niet zelf. Het stond in Huisarts & Wetenschap. Er stond letterlijk: ‘De werkomstandigheden van huisartsen blijken toenemend pathogeen.’ Het was geen opinietje, geen roepend slachtoffer met perfectionistische trekken op de rand van een burn-out. Nee, hier was zuivere wetenschap aan het woord. Daar schrik ik dan toch van. Het komt niet uit mijn soms tobberige kokertje, maar van mensen die objectief kijken naar de werkomgeving van huisartsen. Het is nogal wat als dat ‘pathogeen’ genoemd word. Ik heb dat aan den lijve ondervonden.

Jij schreef over helden. Gisteren ging ik een rondje rennen en verzwikte daarbij lelijk mijn linkerenkel. Meteen een enorm ei erop. Naar huis wandelen lukte nog net, maar daarna zat er nog maar één ding op: met het pootje omhoog gedwongen rust. Eindelijk tijd om wat opnamen van ‘Kijken in de ziel’ en ‘Topdokters’ te bekijken. Mooie beelden en gesprekken. Ik zag allemaal dokters die vooral erg trots waren op hun vak. Echte helden. Neurochirurgen die tumoren durven verwijderen uit de hersenen van kindjes van een jaar, de grote Pedro Brugada die zelf een potentieel dodelijke hartritmestoornis ontdekt heeft en stoere orthopeden die kromme knieën met ruw klop- en zaagwerk weer rechtzetten. Ik moest ook zo lachen om dat typische orthopedenmachismo: ‘Wist je dat de meeste orthopedische instrumenten een vrouwennaam hebben? Een zaag, een tang…’
En toen besefte ik dat ik dat mis: ik voel me zelden een held in mijn vak. Ik ben niet zo trots dat ik huisarts ben. Is dat deel van die pathogene kern? Misschien hadden we nooit onze witte jas uit moeten doen, en daarmee ons aanzien weggeven.
Bij het pootje omhoog kwamen vele kopjes thee. Joy is the essence of success, zegt het theelabeltje. De joy spatte inderdaad van deze televisiehelden af.

Gelukkig kon ik weer een beetje lopen na een goede nachtrust met een diclofenac en twee paracetamols achter de kiezen. Gelukkig kon ik dus gewoon gaan werken. Daarin zijn we dan wel weer helden: halfziek en -kreupel, zelfs met koorts slepen we ons nog naar het spreekuur. Ook niet echt gezond gedrag natuurlijk. Een beetje doorgeslagen helden zelfs.
Hoe conserveren we onszelf? Jij en ik doen dat met mindfulness en zenmeditatie, en allebei beleven we veel plezier aan ons schrijven. Pure joy is dat. Met mijn voet kwam het ook wel goed, en van de gedwongen rustmomenten heb ik erg genoten.

Hartelijke groet

Martine

Bram reageert

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

Thee met salami

Martine Schrage en Bram Tjaden, bloggers voor Medisch Contact, corresponderen met elkaar over wat hun artsenbestaan met hen doet. En het aardige is: we mogen allemaal meelezen. Volg de conversatie >

(Martine reageert op Bram zijn ’t is goed genoeg makker🙂

Ja lieve Bram, soms is het gewoon goed genoeg, makker!

Maar hoe genoeg is goed genoeg? Ik probeer dat de laatste tijd concreet te maken in cijfers. Sinds een paar weken maak ik dagelijks letterlijk de balans op. Bij het slapengaan tel ik de plussen en de minnen van de dag, en wonderlijk genoeg blijk ik de uitkomst heel duidelijk te voelen.

Ik heb een hoop theorieën bij elkaar geklutst en daar mijn eigen systeempje uit gebakken. De mosterd haal ik bij mijn patiënten: wat zij bij de ergotherapeut en de revalidatie leren, intrigeert me altijd buitengewoon. Ze leren over de salamitechniek: alle activiteiten in behapbare plakjes verdelen. Daar overheen gooi ik mijn eigen empirische bevindingen (een mens leert veel bij van het eigen vallen en opstaan) en het energiemanagementsausje dat ik oppikte van artsentrainer Theo Bollerman. Hij werkt met cijfers waarbij je zelf moet leren waarderen wat elke activiteit voor jou ‘weegt’.

Zo heb ik gemerkt: een werkdag is min één, een dag schrijven is plus één, sporten levert een half puntje op, net als op tijd naar bed gaan. Tijdig tanden poetsen in plaats van snoepen levert punten op, voor de buis hangen kost punten.
Samen aan tafel eten scoort in de plus, te weinig vrije tijd inplannen valt in de min. Feesten zijn leuk, maar ik ben introvert en dan vraagt een feest meer energie dan het geeft, dus een min op de eindafrekening. Te compenseren met de plussen van mediteren, of een goed een-op-eengesprek. Lastige vergaderingen kosten een minpunt. Seks is goed voor een pluspunt: heilzaam voor de energie, en voor de relatie natuurlijk. Maar net als sporten gaat dat niet vanzelf.

Zo doe ik dat nu al een paar weken. Het grappige is: het motiveert erg om plusjes te scoren, dus kies ik vanzelf gemakkelijker voor het gezonde gedrag. En wat ook opvalt: de eindafrekening klopt meestal precies met hoe ik me voel: eindig ik een dag in de plus, dan ga ik met een zeer content gevoel slapen, en sta ik met veel energie weer op. Vol goesting om aan de dag en de taken te beginnen.
Staat het eindsaldo van de dag in het rood, dan merk ik dat het lijf wil compenseren: het wil vet en suiker hebben om het tekort aan te vullen. Dat werkt. Even. Waarna je nog dieper in de min zakt.
Als ik het dagsaldo dus goed in de gaten houd, zijn dit echte ‘balansdagen’. Niet in de huidige modieuze zin van het woord: een balansdag als in heel weinig calorieën om je gewicht op peil te houden. Maar in mijn zin van het woord: ik houd liever mijn energie in balans. De caloriebalans volgt dan als vanzelf.

De dag eindigen met wat mijmeren boven een kopje thee is ook een dikke plus. Zeker toen ik naar het labeltje van het theezakje van vandaag keek: Your feeling at night is the fruit of the flower of the day.

Kijk, zo schoon had ik het zelf nou niet kunnen zeggen.

Bram reageert: De dokter als held

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)