Zwemmen in de zee

Dat een mens zo zen kan worden van de zee, ik was het even vergeten. Water is altijd magie, maar de zee doet daar altijd nog een schepje bovenop.
Ik had nog niet in zee gezwommen deze zomer, en zonder een zwemtje in zee is de zomer geen zomer geweest. Hoe heet en droog hij ook was. Dus moest ik naar zee. Dringend.
Dochter en nichtje zijn naar het jaarlijkse tante-weekendje in Brugge, dus ik zag mijn kans schoon en trok erop uit met het busje. Alleen.

Vóór me op het strand zijn twee volwassen mannen al meer dan een uur zeer geconcentreerd schelpjes aan het rapen. Daar lijkt het toch op. Eerst hebben ze een tijd zitten graven en elk schepje zand door een speelgoedzeefje gehaald, maar nu lopen ze diep gebukt over de schelpenstrook op de scheidslijn tussen mul en hard zand. Het ene na het ander schelpje rapen ze op, maar slechts heel af en toe voldoet er een schelpje aan hun – mij totaal onbekende – criteria, en mag het schelpje mee in de zak.
Ik heb geen idee wat ze zoeken. Het maakt ook helemaal niets uit.
Ik zit hier alleen maar volmaakt gelukig te wezen na mijn zwempartijtje in zee.
Het water was wild en woest, met stevige golven, maar het was ook lekker warm, zo eind augustus. Lang heb ik niet gezwommen, daar was het te onstuimig voor. Maar ik heb genoten, en nu zit ik hier na te genieten op mijn strandstoeltje in het mulle zand. Lekker aan het lezen, koel biertje bij de hand. Maar meestal dwaalt mijn blik weg van de bladzijden, over de weidse zee en naar de nog steeds schelpjes rapende mannen.
Schoon toch. Die zee en die mannen die blij worden van schelpjes rapen.

Ik zit hier goed. Ik ben gelukkig.
En dat hoeft geen kracht te worden bijgezet met een foto op instagram of facebook. Maar een blogje kan ik niet laten, want geluk jaagt altijd mijn creatieve waakvlammetje aan.
Want, … laat u niet misleiden door de afgelopen gelukzalige posts. De waarheid is dat die posts weliswaar volstrekt eerlijk en waarachtig zijn … máár…
1. dat ik meestal enkel schrijf als ik surf op een golfje van geluk
2. dat ik me vaak ’s ochtends – net als half de halve mensheid zeker (met uitzondering van mijn bewonderenswaardige echtgenoot) bij de lurven moet grijpen om m’n bed uit te komen en aan de dag te beginnen. (maar daar schrijf ik dus zelden over, want gaandeweg de dag raak ik toch wel op dreef)
3. dat het leven voor mij en het grootste deel van de mensheid meestal is zoals columniste en schrijfster Aya Sabi beschreef in De Morgen eergisteren: ‘Dan zijn er ook nog de virtuele posts waarbij het lijkt alsof we ons leven zo op orde hebben, terwijl we maar gewoon met z’n allen wat aanmodderen en ons op het einde van de dag wassen om de volgende dag opnieuw aan te modderen. Ik ook, en excuus als mijn Instagram je een ander verhaal vertelt’.

Dus bij deze excuses voor mijn momentele gelukzaligheid, maar gedurende dat dagelijkse aanmodderen ben ik wel op dit momentje van geluk gestuit en nu zit ik tot in de toppen van mijn in het zand wroetende tenen te genieten.

Ik stap op de mannen af. ‘Wat zoeken jullie?’
‘Mijn trouwring,’ zegt de man met de pet en het zwarte T-shirt.
‘Echt?’, schrik ik. ‘Dan snap ik wel dat je al zo lang volhoudt.’
‘Nee hoor,’ lacht hij dan, ‘da’s niet waar, we hadden gewoon tegen elkaar gezegd: als die mevrouw ons komt vragen wat we zoeken, dan zegt ge maar dat we mijn trouwring zoeken, haha! Nee, wij zoeken haaientanden. Daar is het strand van Cadzand bekend voor, ik kwam dat hier in mijn jeugd altijd al zoeken op het strand.’
‘En al iets tanden gevonden?’
‘Nee, niks,’ zegt zijn kompaan in het witte T-shirt met de zonnebril. ‘Maar het is een doel gelijk een ander, he?’
Dan grabbelt zwart T-shirt eens in zijn broekzak en haalt er een handvol witte ronde dingetjes uit. ‘Kijk eens,’ zegt hij, ‘zeeboontjes!’ Hij toont me de kleine ronde omhulseltjes met de prachtige stervormige tekeningetjes op.

Als ik wat later mijn tweede biertje ga halen – in die stoere kaki Stanley mug valt dat niet op, het kon evengoed een mok thee of chocomelk zijn, en het houdt mijn bier lekker koud, en trouwens, ’t is vakantie voor iets he – kom ik de twee weer tegen.
Ik bekijk ze iets beter. Op het witte T-shirt staat een Jack & Jones logo en op het zwarte dat van Jack Daniels. Whiskey met een ‘e’ teveel dus eigenlijk, maar dat zeg ik niet hardop.
Ze komen uit Leopoldsburg, vertellen ze. Wat is de wereld toch weer klein.
‘Defensie?’ vraag ik.
‘Nee, enkel mijn militaire dienst heb ik daar gedaan,’ vertelt zwart T-shirt, ‘maar ik was beter gebleven. Schoonste tijd van mijn leven!’
‘Zeg, wanneer komt dat boek uit? Wij komen daar toch niet in voor  he!’ wil hij weten.
‘Natuurlijk komen jullie erin voor,’ lach ik, ‘en het is geen boek hoor, gewoon een blogje.’
‘En waar kunnen we dat lezen?’
‘martineschrage.com. Zonder ‘e’ en zonder ‘n”.
De mannen vertrekken, ik blijf lezen.
Het wordt later, het wordt fris.  Maar het is hier nog zo heerlijk aan zee. In de bus heb ik genoeg warme kleren. Ik zit ondertussen op mijn strandstoel ingeduffeld in mijn hennep houthakkershemd, een merino wollen truitje en een lekkere donsjas. In zee zwemt nog een moedige vrouw. Ik wil er ook wel nog eens in, maar heb geen zin meer in natte spullen nu alles net goed droog is. 

Vóór me zit een gezinnetje van drie dat zich ook goed genesteld heeft: na een partijtje petanque zitten ze nu aan een flesje bier te lurken (zoontje een blikje limonade) en hebben ze net een zak chips open getrokken. Dat heb ik niet bij. En ik mis het ook niet.
Ik bel mijn mannen. Het gaat er goed mee (toch degenen die ik kan bereiken, maar ik heb er alle vertrouwen in dat het degenen op wiens voicemail ik stuit, ook prima gaat). Fijn zo.
Gesterkt door bier en chips gaat het gezinnetje voor me nog een rondje petanquen. 
Ik duik terug in mijn boek tot het te donker wordt om de letters nog van elkaar te onderscheiden.



Te goed voor slecht nieuws

In de wijde omtrek is hier geen levende ziel te bekennen. Voorwaarde één om volmaakt tot rust te komen is daarmee genoegzaam vervuld.
Toch gonst en zindert het om me heen van leven. Ruisend en fluisterend riet, schrijvertjes die ijverig hun gedichtjes op het water schaatsen, een vis die met een plons een rimpeling in het ven veroorzaakt, biddende roofvogels in het zwerk boven mijn hoofd, kwetterende musjes en tsjilpende tjiftjafs. Hier en daar een insect dat niet al teveel hinder bezorgt.
Het is hier goed.
De krant vol onheilstijdingen leg ik al snel weg.
Het is hier te goed voor slecht nieuws.

Als mijn boek uit is, en mijn glas leeg is, ben ik toe aan een dutje. Het koeltasje waarmee ik het meegebrachte biertje fris heb gehouden doet nu perfect dienst als hoofdkussentje.
Het dutje doet deugd. Er ontstaan zinnen in mijn hoofd die neergeschreven willen worden. Het wordt een genietblogje op dit genietdagje.
Ik pak mijn boek weer op en lees verder.

Nee, ik ben niet op vakantie. Ik heb geen trein, geen auto en geen vliegtuig hoeven nemen om hier een paar heerlijke uren voluit te genieten. Vlakbij valt zoveel te genieten.
Zo zalig als de dag was, zo verrukkelijk was ook de avond. Het is namelijk net de leukste week van het jaar: de laatste week van augustus is altijd de week van MOOOV Wijkt Af. Gratis films in openlucht. Elk jaar pik ik er wel een paar mee. Vanavond speelde ‘To Olivia’, over schrijver Roald Dahl. Een prachtige film op een prachtige locatie op een prachtige avond.

Alsof dat allemaal nog niet genoeg zegeningen waren voor een doordeweekse dag, toverde de loodgieter ook nog mijn oorbel terug uit de sifon waar ik hem in had laten vallen. Ja, het was een wondermooie dag.

PS: MOOOV wijkt af gaat nog even door. Donderdag speelt ‘Gli anni più belli‘ en vrijdag ‘Délicieux‘. Gaat dat zien!

Een gelukkige moederdag indeed

Het begon al erg goed: een lief kaartje in de badkamer bij het opstaan.
Thee en een meditatietje buiten. Aardbeitjes en een verse croissant.
Wolken! En navenante afname van de temperatuur na de hitte van de afgelopen dagen!
Op de fiets naar een vennetje, waar ik me installeer met Julian Barnes’ ‘Elizabeth Finch’, en een paar uur heerlijk zit te lezen.
Man en hond komen me vergezellen en we maken samen een wandelingetje. Waarna ik met een biertje bij de hand mijn boek uit lees.

’s Avonds een mooie bos bloemen en lekker eten met kinderen en schoondochter. (Met kind en schoonkind dat er niet bij kon zijn, hebben we gisteren al een genoeglijke namiddag doorgebracht.)

Een gelukkige moederdag aan alle moeders out there.
Ik denk dat mijn eigen moedertje en schoonmoeder van daarboven hebben toekeken en zagen dat het goed was. Daar kon ik het alleen maar volmondig mee eens zijn.

Ja, ik wil. (een poetskar)

Er is iets aan de hand in zwerfvuilland. Ik ben er nog niet helemaal achter wat het is, maar dát er iets is, is onmiskenbaar. Er ligt veel minder zwerfvuil.
Sinds ik terug ben van vakantie ben ik nog niet één keer zwerfvuil gaan rapen. Natuurlijk ligt dat deels aan de heerlijke zomer waarin er zoveel leuks te doen is dat aanlokkelijker is dan zwerfvuil rapen. Maar het ligt vooral aan het simpele feit dat er veel minder zwerfvuil ligt. Dus irriteert het me minder en juist die irritatie is vaak de aansporing tot een opruimtoertje.

Minder zwerfvuil kan slechts belangrijke twee oorzaken hebben. Óf er wordt minder weggegooid, óf er zijn meer zwerfvuilvrijwilligers actief. En aangezien ik weinig fiducie heb in de eerste menssoort, ga ik voor optie twee. Er zijn meer goedzakken die andermans troep opruimen. Waarvoor dank! Wat is het fijn om te zien dat zwerfvuil geen hopeloze zaak is.
Ooit komt alles goed, nietwaar?

Maar het is niet omdat het al behoorlijk goed is, dat het niet nog beter kan. Dus natuurlijk ga ik weer zwerfvuil ruimen als mijn agenda niet meer bol staat van leuke dingen.
In dat kader heb ik een verzoek.
En dat luidt als volgt: ik wil ook zo’n poetskar als Danny! Danny is namelijk supervrijwilliger, en daarom werd hij door de stad in de bloemetjes gezet met een nieuwe poetskar. Lees het zelf maar in dit artikel op vrt.nws.
Ik weet niet hoeveel zakken Danny al heeft opgehaald, en ik kan vast bijlange na niet aan hem tippen, maar ondertussen heb ik wel geleerd dat er 200 zwerfvuilvrijwilligers zijn en dat we met zijn allen jaarlijks bijna 2600 zakken vol met zwerfafval vullen. Een fraai resultaat. Hoeveel zakken daarvan van mij zijn, heb ik natuurlijk niet bijgehouden. Zelfs voor een dochter van een boekhouder zijn er grenzen aan de cijfers en de lijstjes van wat een mens wil bijhouden.

Maar het interessantste wat ik leer uit dit artikel staat in de laatste alinea: ‘In oktober worden de zwerfvuilvrijwilligers allemaal in de bloemetjes gezet met taart en koffie. De schepen verklapt dat er dan nog een drietal karren zal verloot worden onder geïnteresseerde vrijwilligers.’
Mag ik hierbij mijn interesse kenbaar maken?

Daar gaat de boekenwurm

‘Zoals altijd kan een rol wc-papier de dag echt redden.’
En: ‘Natuurlijk kun je een goedkope bijl kopen die van schroot is gemaakt in een lagelonenland – dat kan, op dezelfde manier als dat je elke dag cornflakes eet als avondeten…’

Wijsheden die ik lees in ‘De man & het hout’ en waar ik het alleen maar hartgrondig mee eens kan zijn. Lezen in dit boek is een haast meditatieve aangelegenheid, zeker als je het doet op een hete zomerdag op een klapstoel aan een vennetje met een koel Gageleertje erbij. Voorbijdrijvende wolkjes trakteren op zeldzame vleugjes schaduw, ruisend riet op de achtergrond en plonsende kikkers om me heen.
Lezen over het onderhoud van motorzagen – ‘vergeet na afloop van het kapseizoen nooit om de zaag te laten lopen totdat de tank leeg is!’ – , de juiste manier om de zaag te slijpen en de kwaliteiten van elke houtsoort op zich, trekt me in een parallel universum van rust en aandacht, waar menig uurtje mediteren nog een puntje aan kan zuigen. Ik ken niks van zagen en bijlen. Van handgrijpers, velwiggen en Jonsered houtzagen heb ik nog nooit gehoord. Ik ken ook niks van motoronderhoud. Maar dat heeft me destijds ook niet belet om met plezier ‘Zen en de kunst van het motoronderhoud’ te lezen. Het is de allesomvattende passie voor het onderwerp en de precisie waarmee in dit soort boeken elk detail uitgelegd wordt die zo begeesteren.

Ik krijg er schrijfzin van. Maar ik twijfel nog of ik die oprisping van creativiteit verder richting mindfulness wil sturen, of dat ik de andere aangeraakte onderwerpen ga uitspitten. Zoals het nut van wc papier (ik weet alles over kakzakjes-in-het-wild, en heb net de app ‘Flush’ ontdekt die je overal ter wereld de weg naar het dichtstbijzijnde openbare toilet wijst), de discussies die ik met mijn puberdochter heb over brol-eten zoals de cornflakes van hierboven of over de nieuwe levensfase waarin ik aanbeland ben nu mijn zoon gaat samenwonen en officieel het ouderlijk nest verlaat.
De nieuwe woonst is vers geschilderd, nieuwe kasten, banken, tafels en stoelen zijn aangeschaft, het appartement is ingericht, de kasten zijn ingeladen. De jongelui zijn er klaar voor, de ouders nog niet helemaal.

De achterflap van ‘De man & het hout’ prijst zichzelf aan als ‘het boek voor iedereen (m/v) die een echte man wil zijn.
Ik denk niet dat ik dat wil. Daarvoor heb ik te lang in mannenmaatschappen gewerkt.
Maar met het verlangen naar zagen, snoeien en hakken in de natuur kan ik wel herkennen. En dan al dat zelf geoogste hout stoken in koude lange winters in een knus huisje in de Oostkantons.
Ooit zullen alle kindertjes het nest verlaten en zullen we onze oude stramme knoken warmen aan knisperend vuur. Ik heb alvast geleerd dat we dan vooral sparrenhout moeten stoken, dat vonken afgeeft en knettert wanneer de harszakjes ploffen.

Genoeg gelezen voor nu. Ik wil het boek sluiten maar de boekenlegger glipt eruit en glijdt pardoes het water in. Het was ooit een moederdagcadeautje van het kind dat nu uitgevlogen is. ‘Ik ben de boekenwurm’ stond er in het tekstballonetje te lezen naast de tekening van een groene worm met een grote bril. ‘Je kapoen, Jerome’.
Zo koos dit blogje vanzelf haar onderwerp.
Het is ook veel te warm om na te denken.