Trager en intenser leven, als een kind

(dit blogje verscheen op 20 februari ’23 bij Medisch Contact)

Vorige week maakte ik op het Mindfulness Symposium in Antwerpen (een gezamenlijk initiatief van de artsenopleiding van de Universiteit Antwerpen en de Mindfulness Vereniging) kennis met dokter Binu Singh, kinder- en jeugdpsychiater en psychotherapeut, onder andere verantwoordelijk voor het zorgprogramma jonge kind binnen Universitair Psychiatrisch Centrum KU Leuven.
Ik weet niet of het licht van haar rijzende ster Nederland al heeft bereikt, maar mocht dat nog een zetje nodig hebben, dan doe ik hierbij graag een duit in het zakje. Wát een vrouw, ik ben nog steeds onder de indruk.

Het thema van het symposium was ‘mindfulness, met de tijd als bondgenoot’, maar dokter Singh doet helemaal niet aan mindfulness. En toch ook weer wel. Zij noemt het ‘slowfulness’ en de kern van haar betoog klinkt zo: ‘Jonge kinderen leven trager en intenser dan wij. Hun hersengolven lijken op die van een mediterende volwassene. Ze zijn met hun aandacht sterk in het nu. Ons hoge leeftempo staat in schril contrast met dat van hen. Wij leven te snel voor jonge kinderen, we razen maar door, ze kunnen niet volgen. En wie druk is, ziet de signalen niet die jonge kinderen geven en doet maar wat zonder in contact te zijn. Een kind is niet gemaakt voor de ratrace.’

Met haar Indiase roots kreeg ze in haar opvoeding mindfulness, meditatie en spiritualiteit met de paplepel ingegoten. Meditatie was de normaalste zaak van de wereld, en als haar moeder trouw twee keer per dag zat te mediteren, scharrelde Binu als peuter daar lekker een beetje rond.
Precies wat ze nu promoot: tussendoor in je snelle leven even vertragen en terugverbinden met jezelf. Maar vooral: verbinden met je kind. Ze gebruikt graag het beeld van een wifisignaal. ‘Je kunt het niet zien, horen, ruiken of proeven. Maar als het er is, dan zie je meteen dat alle apps op je telefoon werken. Zo is dat ook voor kinderen. Je hoeft niet de hele tijd met ze bezig te zijn. Ze willen vooral voelen dat je voortdurend het signaal uitzendt: ik ben er en ik ben er voor jou.’ Laat het ontastbare dus maar zijn werk doen, zegt ze, meer dan een goede wifiverbinding zijn, hoef je niet te doen. Je kunt al het goede aanbieden, maar als je niet synchroniseert in tempo, dan komt het niet aan.

Dat continu afstemmen in tempo liet ze ons ook aan den lijve ondervinden. Niet alleen door haar persoonlijkheid – ze belichaamt echt die slowfulness, je wordt helemaal rustig als je naar haar luistert, ze ademt aandacht – ook toonde ze een heerlijk filmpje van een baby die badderend en drijvend zo tot rust kwam dat hij zelfs niet reageerde toen het water uit de kraan over zijn gezichtje stroomde. ‘Laat jullie spiegelneuronen hun werk maar doen’, had ze ons voorafgaand aan het filmpje aangeraden. Een collectief zuchtje van gelukzaligheid ontsnapte uit de zaal. ‘Dus’, besloot ze, ‘als je zo opgroeit, dan wordt je brein geprogrammeerd om te leven. En niet meer om enkel te overleven.’

Ze deed nog een oefening met ons. ‘Sluit je ogen en zucht eerst een paar keer goed diep door’, zei ze, terwijl ze zelf solidair meezuchtte door de microfoon, ‘en leg dan een hand op je hart.’ Dat deden we, het gezucht was niet van de lucht. ‘En zeg nu in jezelf: dag lieve jij, hoe gaat het met jou?’ Cheesy? Totaal niet. Het kwam van een plek van oprechte belangstelling. Het was echt. Dat maakt een wereld van verschil.

Daar dacht ik allemaal aan toen ik vanochtend op de fiets onder een zalig zonnetje naar de tandarts reed en deze blog bedacht. Haar vraag kwam weer naar boven: dag lieve jij, hoe gaat het met jou? Ik zuchtte eens diep van voldoening, en kon alleen maar antwoorden: perfect.

Dus heb je een minuutje? Laat dan één moment de boel de boel en zucht nu drie keer heel diep. Leg je hand op je hart en vraag je even af: dag lieve jij, hoe gaat het met jou?

Valentijn in Bar Bernard

Dat ons familie-WhatsAppgroepje sinds het overlijden van mijn vader ‘St Bernardus’ heet, zou hij zelf wat overdreven gevonden hebben – hij was een fijne mens maar gelukkig geen heilige. Maar omdat de groepsnaam zo niet alleen naar zijn voornaam, maar ook naar enkele uitgelezen bieren verwijst, mag het wel.
Een uitstapje naar Bar Bernard, de rooftopbar bovenop de St Bernardus brouwerij in Watou, stond dan ook al een hele tijd op mijn verlanglijstje.
Elk doel is goed om er met ons busje op uit te trekken, dus deze keer werd het Watou. Temeer daar ik googelend ontdekt had dat er een Valentijnsmenu geserveerd werd. Konden we dat ook maar meteen gehad hebben. Want wat moet je anders met dat hele jaarlijkse Valentijnscircus? Niet vieren is zo koud, maar meehossen in die van commerce vergeven Valentijnspolonaise, dat wil een mens dan ook weer niet.

Ergo, Valentijn in Bar Bernard op 10 februari, mijlenver verwijderd van mijnenveld 14 februari.
En dat het leuk was!
We hadden eerst voor een goei hongerke gezorgd door een flinke wandeling in het nabijgelegen Helleketelbos, daarna de stapschoenen omgewisseld voor wat nettere exemplaren en nog snel een kam door ons haar gehaald. Niet dat dat veel mocht baten, want sinds ik mijn krullen de vrije loop laat, is er geen kam meer tegen opgewassen en Wim heeft al helemaal niets meer te kammen op zijn hoofd.
Maar het is het idee dat telt, we hadden ons best gedaan.

Dat hadden ze in het restaurant ook! Een zee van kaarslicht verlichtte de hele rooftopbar. Geen sprankel kunstlicht viel nog te bespeuren, enkel in de keuken brandde nog licht.
Al die flakkerende kaarsjes, terwijl buiten over de uitgestrekte velden de zon onderging in paarse en oranje nevelen, voor dit feeërieke schouwspel alleen al was de rit de moeite waard geweest.
En toen moest de St Bernardus Abt 12 van het vat nog komen. En het plankje met schellekes, de huisgemaakte Picon, de gamba’s à la plancha, en de Côte à l’os.

Wim had chance: door het kaarslicht waren de babbelkaarten haast niet te lezen. Babbelkaarten: ik breng ze altijd mee naar onze etentjes samen. Vanwege de heilige schrik om zo’n uitgeblust middelbaar stel te worden dat een etentje zwijgend en verveeld uitzit. Met die babbelkaarten altijd genoeg gespreksstof, maar ook zonder hadden we genoeg te vertellen tijdens ons candlelight dinner.
De cheesy playlist deed er nog een schepje bovenop. Die was zó romantisch over the top dat het weer leuk werd. De keuze was duidelijk aangepast aan het niet meer zo piepjonge publiek, en was soms dáár nog een paar decennia voorbij. Ja hoor, zelfs ‘De Roos’ van Ann Christy ontbrak niet. En met Scorpion’s ‘Send me an angel’, kreeg ik bijna de neiging om mee te gaan kwelen.

De beroemde relatietherapeute Esther Perel hoorde ik ooit uitleggen dat een mens in zijn leven drie relaties heeft. Hoe dat precies in elkaar zit, moet je zelf maar even uitzoeken, maar het ging erover dat je die drie relaties ook met dezelfde persoon kunt hebben. Een knalverliefde eerste fase, waarbij beide slachtoffers kniediep waden door een soppende poel van hormonen. Daarna de fase waarin je settelt, eventueel kinderen krijgt en zorgt voor woonst en werk. En als laatste een fase waarin je meer en meer elkaars maatje wordt.
Dat begin ik nu pas echt te snappen, en zo voelde het ook daar in Watou: twee dikke maatjes vol plezier samen op ontdekkingstocht . Daar zullen de 17000 stappen, de St Bernardus, de Picon, het kaarslicht en de romantische songs wel voor iets tussen gezeten hebben, maar toch.
Toen kwam er nog een Dame Blanche. Daar heb ik vriendelijk voor bedankt. Trop is teveel.

Back to the candlelight dinner scene.
‘Je moet eens achter je kijken,’ zegt Wim tegen me, ‘ik heb al de hele tijd uitzicht op de mannen van ZZ Top‘.
Ik draai me om, en zie daar inderdaad een prachtig besnord en bebaard koppel aan een tafeltje voor twee.
‘Ik ga vragen of ik een foto van ze mag maken,’ zeg ik tegen Wim. En wég ben ik, om pas een kwartier later terug aan tafel te komen. Mét hun foto, én de toelating om die voor een blogje te gebruiken.
Wat een zalig stel was me dat! Marc en Marc uit Menen. De ene gepensioneerd, de andere nog actief in het leven als magazijnier.
Ze vertellen me dat dit hun ‘eerste Valentijn van vele’ is.
‘Oei,’ schrik ik, ‘zijn jullie nog maar net samen?’
‘Welnee,’ zegt Marc, ‘wij zijn al zeven jaar getrouwd, maar we vieren Valentijn vanaf vanavond elke avond op een andere plek tot en met dinsdag, de officiële veertiende van de maand.’
Marc was eerder al getrouwd geweest, een huwelijk van twaalf jaar dat plots eindigde toen zijn man tijdens het stofzuigen plots dood neerviel. Marc was al naar zijn werk vertrokken, hij was er niet bij toen het gebeurde. ‘Sindsdien profiteer ik maximaal van elk moment dat het leven me gunt, ik weet nu dat het zomaar ineens gedaan kan zijn.’

Overschot van gelijk heeft die mooie mens, bedenk ik me als we de rekening vragen en de jonge ober bedanken voor de heerlijke avond. Dat we zo genoten hebben van het overdadige kaarslicht en de kitcherige songs. En of het voor hem niet te erg was, die muziek, vraag ik.
‘Laat het ons zo stellen: het is goed dat het maar voor twee avonden is,’ antwoordt de jongeman diplomatiek.

We rijden met ons busje terug naar de camperplaats die we eerder op de wandeling gespot hebben. Die ligt aan een mooi parkje en terwijl Wim het dak opklapt zodat ons bedje tevoorschijn komt, kan ik nog net binnenkijken in de sporthal die eraan grenst. ‘Om gelukkig te zijn moet je doen waar je gelukkig van wordt,’ staat er in grote letters op de helverlichte binnenmuur.

Zondag rustdag

‘Verdorie, ik heb hier helemaal geen tijd voor!’
Dat was mijn eerste gedachte over de terugkomsessie mindfulness gisterochtend. Zondag is voor mij altijd klusjesdag. Dochter is naar de paarden, man naar zijn tanks in Gunfire, ik heb de hele dag en het hele huis voor mijzelf, en maak dan altijd schoon schip in overlopende mailboxen, de papierberg die zich in de loop van de week op mijn bureau gevormd heeft, administratie, en allerlei andere todo’s. Ik lees uitgebreid de weekendkrant, tik soms een blogje, laat de hond uit, raap wat zwerfvuil. Die zee van tijd had ik gisteren dus niet: het was terugkomsessie van de mindfulness, en om halfelf zou dat beginnen.
Gehaast en onrustig repte ik mij erheen, terwijl mijn hoofd overliep van alles wat ik nog had willen doen en wat er nog niet van gekomen was.

‘Tjonge, wat doet dit me toch weer goed,’ was de tweede gedachte die opkwam toen ik daar zo 3 x 20 minuten zat te mediteren. De onrust zakte meteen in de eerste meditatiesessie, en in sessie twee en drie kwam er een gelukzalige rust boven drijven.
We zaten daar met zijn achten, ieder diep verzonken in de eigen aandacht, uit te kijken over een weiland met paarden, bomen en vogeltjes. Gedachten kwamen en gingen als de vogeltjes die even in de takken van die boom kwamen rusten en weer verder vlogen. Af en toe schudde een opstekende wind de takken stevig heen en weer, waarna een bundel zonnestralen het landschap en onze harten kwam verwarmen.
De boom-meditatie speelde zich daar recht voor mijn neus af ? Toepasselijker krijg je het niet bedacht.

In de uitnodiging voor deze meditatiesessie, had ik de wijze kat uit het schattige boekje ‘Catfulness’ aan het woord gelaten:
Men zegt dat nietsdoen het allermoeilijkst is.
Misschien geldt dat voor mensen,
die nog veel over dit onderwerp moeten leren,
maar zeker niet voor katten.
Laat dit dan ook de enige ‘inspanning’ zijn,
die je vandaag levert.

‘Wat neem je van deze meditatie ochtend mee naar huis?’ vroeg ik de andere deelnemers na afloop van de sessie.
‘De rust en de stilte.’
‘Dat het zo’n deugd deed.’
‘Dat het hard nodig was.’
‘Dat ik dit weer vaker moet doen, het is zo heilzaam.’
‘De meerwaarde van samen mediteren.’

Een bekend zen-gezegde luidt als volgt: ‘Als je het druk hebt moet je een uur per dag mediteren. En als je daar geen tijd voor hebt, moet je twee uur per dag mediteren.’
Daar moest ik aan denken toen de laatste gedachte van die ochtend bij me opkwam: ‘Dit zou een mens elke week moeten doen’.
Die gedachte nam ik mee naar huis.