Lief dagboek

‘Lief dagboek…wil je mijn vriendje worden? Ik zal je alles vanaf nu vertellen!’

eerste dagboek
Mijn eerste dagboekje kreeg ik in 1980 van mijn lieve kromme grijze pianojufje, mevrouw Denis. Ik was twaalf. Ik ben nooit meer gestopt met schrijven.
Puberlief en -leed vond er zijn plek en later was het het zachte kussen waar het leven van dag tot dag mocht landen, even stoom af kon blazen en het hoofd te rusten mocht leggen. Vanaf nu – met zesendertig jaar vertraging en bijwijlen het schaamrood op de kaken –  een letterlijk stukje van mijn leven.
De namen heb ik veranderd, verder is alles waar.

‘I have to go to the painfull places. It must be true.’
Karl Ove Knausgård

Het gaat over onzekerheid en over leven met je eigen middelmatigheid. Het publiceren van dit dagboek is een ‘oefening in schamen’. Wat meer dan dertig jaar geleden is, is soms al lastig genoeg om in al zijn eerlijke naaktheid te laten zien. Het is zaak nu eelt te kweken, zodat ik – als ik honderd ben –  de zinnen van vandaag durf publiceren. 🙂

Grootvader

Het was niet eens mijn eigen grootvader van wie we allemaal wisten dat hij het niet lang meer zou maken. Al voelde het wel een beetje zo omdat ik elke werkdag twee keer langs zijn huis reed en dan even in gedachten goeiedag zei. Nee, hij was de grootvader van mijn vriendin Nele en van haar wist ik dus altijd een beetje hoe het ging.

Het ging niet goed. Lees verder

De zegen van mijn vader

‘Ik vind het toch wel mooi werk wat jij nu doet.’ Ik kijk verrast naar mijn oude vadertje naast me in de auto. Op zijn vijfentachtigste is hij toe aan een cataractoperatie, ik rij hem naar het ziekenhuis.
Hij is kind aan huis bij veel dokters vanwege de indrukwekkende waslijst aan ziektes en kankers die hij in de afgelopen jaren bij elkaar gespaard heeft.
Zou dat een mens milder maken? Niet dat ik geen milde vader heb, maar ik was altijd in de veronderstelling dat hij een tegenstander van euthanasie was. Omdat het tegen zijn geloof was. Al respecteerden we duidelijk elkaars zienswijze, we hadden het er verder niet echt over en lieten elkaar in onze waarde.

‘Oh’, antwoord ik dan ook, ‘ik dacht altijd dat jij tegen euthanasie was?’
‘Nou nee, dat niet. Ik vind het wel goed dat er een nooduitgang is bij ondraaglijk lijden. Als mensen echt niet meer geholpen kunnen worden om hun leed op een andere manier te verzachten, als het onmenselijk is geworden.’

De rest van ons ritje biedt ruimschoots de gelegenheid om van gedachten te wisselen. Hij is en blijft een echte katholiek, en we hebben het erover hoe het onderwerp euthanasie ook wel eens in zijn ‘bijbelcluppie’ aan de orde komt. Hoe verschillend de mensen in die club erover denken. Dat er ook diehard katholieken zijn van wie hij denkt dat ze euthanasie wel genegen zijn, maar dat nooit hardop zullen zeggen.

We zien de zachte dood allebei als een uiting van beschaving. We hebben samen meegemaakt hoe mijn moeder, zijn vrouw, dementeerde en – naast zeker ook mooie en goede momenten van samen genieten – veel heeft afgezien. Ik zie nog altijd voor me hoe ze soms uren achter elkaar bleef huilen. Diep verzonken in haar eigen ellende, onbereikbaar voor enig contact. Of we zelf in een vroeg stadium voor euthanasie zouden durven kiezen om die lijdensweg niet mee te hoeven maken?

Hij vraagt honderduit over mijn werk bij de Levenseindekliniek. Ik ben blij dat ik zo open mag vertellen. Het stelt me wonderbaarlijk gerust dat hij me steunt.

De goedkeuring van mijn vader. Op mijn achtenveertigste blijkbaar net zo belangrijk als toen ik achttien was.

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

Overstag

Gniffelende kinderen die achter mijn rug met hun ogen rollen (ik voel dat!). Met een mengeling van leedvermaak en plaatsvervangende schaamte om zoveel onkunde, helpen ze hun stakker van een hoogbejaarde moeder op weg in het hippe land waar iedereen mooi en blij en gelukkig is.  Lees verder