Laatste bericht uit de erker ~ Introverte vuilnismannen

Martine en Ingrid, u kent ze als bloggers, corresponderen ook met elkáár - al dan niet via hun bonte beestenboel - over wat het dagelijks leven met hen doet. En het aardige is: u mag allemaal meelezen.

Zouden er geen introverte vuilnismannen bestaan?
En dan bedoel ik niet die van het muurbloempjes-soort, maar de introverten in de betekenis die de Meyers Briggs Type indicator geeft aan het begrip introvert: degenen die hun energie halen uit stilletjes hun eigen ding doen en zelden gedijen bij lawaai.

Daar dacht ik aan toen ik de vuilniskar op een ochtend in onze straat zag passeren met altijd die luide schelle muziek erbij.
Wat denk jij, Ingrid? Zouden er ook vuilnismannen zijn die liever zonder muziek zouden werken? En mogen ze dat dan? En wat denkt jouw vis?
Heeft jouw vis het slechte nieuws uit mijn vorige blog al verwerkt? Over die lawaaivervuiling die zich ook al ónder water voltrekt?

Lawaaivervuiling is er blijkbaar niet alleen overal, maar is ook van alle tijden, zo leer ik uit de inspirerende artikelenreeks De Oorzaak in De Morgen over het thema geluid, die maar niet ophoudt met graven en spitten naar alle aspecten van geluid, lawaai en stilte in deze wereld.
Al in 1800 waren er actiegroepen die de noodklok luidden over het toenemende lawaai in de samenleving, verzet tegen lawaai is blijkbaar van alle tijden.
‘In het Londen van koningin Elisabeth I, in de zestiende eeuw, stonden er gevangenisstraffen op nachtelijk hoorngeschal en ‘een plotselinge schreeuw in de stilte van de nacht’, lees ik bijvoorbeeld in dit artikel, en Charles Baudelaire had na een bezoek aan Brussel in een pamflet zijn beklag gedaan over het lawaai in die stad. Zelfs aan het geblaf van de honden ergerde hij zich, wat de journalist van dit artikel doet besluiten dat schrijvers klaarblijkelijk de spreekwoordelijke kanaries in de koolmijn waren, ‘want min of meer in dezelfde periode beplakte Marcel Proust de muren van zijn slaapkamer met kurk, ten einde raad door de verbouwingswerken bij de buren, en drukte Franz Kafka de wens uit om eindelijk, eindelijk, eindelijk een hotelkamer te vinden die hem zou toestaan “zich af te zonderen, niets te zeggen, plezier te scheppen in stilte en ’s nachts te schrijven’.

Daarop volgde de oprichting van de Society for the Suppression of Unnecessary Noise, ‘niet zozeer een vereniging tegen lawaai, want veel lawaai is onvermijdbaar, maar wel tegen onnodige geluiden.’
En ook zeer interessant in dit artikel: filosoof Theodor Lessing vond lawaai ‘een teken van onvolwassenheid. Als individu, maar ook als samenleving. Naar zijn gevoel plaatsten burgers in de jongere westerse samenlevingen hun persoonlijke, biologisch gedrag nog te gemakkelijk boven het belang van het collectief, terwijl in de oudere oosterse beschavingen stilte al wel als een kenmerk van zelfdiscipline en wijsheid werd beschouwd.
In één adem uitte Lessing kritiek op het materialisme, de individualisering en het consumentisme dat hij rondom hem volop op gang zag komen. mensen raken gemakkelijk verslaafd aan producten en de meeste van die producten maken lawaai, daar kwam het volgens Lessing op neer. Het lawaai van de stad, vond hij, was “de wraak van hen die met hun handen werken op hen die met hun hoofd werken en hen wetten opleggen.”‘

Het verhaal eindigt ermee dat er toen al stiltedagen en stilteweken gehouden werden om het publiek de kracht van stilte – toen al stilaan een zeldzaam goed – aan den lijve te laten ondervingen en een soort ‘lawaai-etiquette’ bij te brengen.

En dan was er nog Adriaan Fokker die stelde: ‘De demon van het geraas moet worden bestreden met een nieuw beschavingsoffensief. Lawaai is altijd een teken van slechte machines of van slechte manieren.’

Daar kan ik het niet hartgrondiger mee eens zijn.

Dit was de laatste dag in de erker, ons vakantietje Zuienkerke zit erop. We hebben Ciarán zien passeren maar gelukkig ook een prachtige droge zonnige dag gehad, een flinke strandwandeling gemaakt, steengoeie garnaalkroketjes gegeten in ’t Werftje, de zonsondergang op een haar na gemist omdat er plots een wolkendek over de hemel gleed en ook vermeldenswaard ter aanvulling op het vorige Bericht uit de erker: na de derde saunaronde heb ik me alsnog in de buitendouche gewaagd. Dat viel buitgengewoon goed mee. Tot mijn telefoon en bril van de houten schutting gleden. Mijn telefoon zat gelukkig in een waterdicht zakje, maar die bril was erger – stel je voor dat ik erop trapte voor ik hem terugvond in het donker en die berg herfstbladeren op de grond. Maar met het lampje van de gsm is ook dat gelukt en zo viel er vanuit Zuienkerke niks dan goeds te melden. En wat was het er stil. Ik wed dat zelfs de vuilnismannen hier in stilte hun werk doen.

Berichten uit de erker ~ Ciarán

Martine en Ingrid, u kent ze als bloggers, corresponderen ook met elkáár - al dan niet via hun bonte beestenboel - over wat het dagelijks leven met hen doet. En het aardige is: u mag allemaal meelezen.

Knusjes ingenesteld tussen de kussens in het erkertje van ons tijdelijke HomeExchange huisje in Zuienkerke, kijk ik uit over de tuin waarin storm Ciarán woest tekeer gaat. De takken van de enige boom midden in de tuin worden gegeseld door de storm en struiken zwiepen heen en weer. Naast me staat een flinke kop thee, er ligt een stapeltje boeken, de krant op de iPad, en mijn laptop heb ik op schoot.  Gelukkig hoef ik helemaal nergens naartoe. 
Hond Billie logeert bij Marie (jaha, wij bloggers stick together) en rosse Sam is gewoon thuisgebleven en krijgt haar natje en droogje van buurman Boudewijn. Wat moet een mens zonder Maries en Boudewijns?

Het is alweer een tijdje geleden dat ik geschreven heb, waar waren we gebleven? Oh ja, bij de thema’s lawaai, stilte, rust en dieren. De Morgen blijft artikelen over deze thema’s spuien in de reeks De Oorzaak. Daardoor ben ik weer een illusie armer. Ik verkeerde namelijk in de zalige veronderstelling dat Ingrids vis door zijn natuurlijke habitat in het water gespaard mocht blijven van de gruwel van onze lawaaierige buitenwereld. Quid non. Op maandag 30 oktober stond er namelijk deze kop boven een nieuw artikel: ‘Lawaai onder water. hoe geluidsoverlast de walvis parten speelt’.

Nee, echt?? Is het ook ónder water al om zeep met de rust in deze wereld? Heeft zelfs Ingrids vis geen rust meer in zijn leven?
Waar moet het heen, waar moet het heen?
‘Straks klinkt de oceaan voor een walvis als een rumoerig café’, zo stond er te lezen. De hoop dat er dan tenminste érgens op de wereld nog rust heerst, al is het dan onder water, kan bij deze ook op de schroothoop.
En het is waar. Ook als ik ga zwemmen (sorry, hier beginnen mijn thema’s geluid/lawaai en zwie-zwa-zwem een beetje door elkaar te lopen, maar ook dat komt door Ingrid, ik leg het je zometeen uit) is er steeds minder rust.
Onder water valt het nog wel mee, maar als je zoals ik schoolslag zwemt, breng je minstens de helft van je zwemtijd door bóven water, en daar is er veel geluid, lawaai en drukte. 
Ingrid raadde me naar aanleiding van mijn zwie-zwa-zwem-reeksje het boek De zwemmers van Julie Otsuka aan. Daar ben ik gisterenavond in begonnen hier in ons HomeExchange huisje in Zuienkerke. Eerst kregen we de kachel niet aan de praat, maar toen het vuur daarin eenmaal lekker knetterde, raakte ik ook op dreef in het verhaal.

Grinnikend van de pret las ik deze zin: ‘Mensen voor wie je moet uitkijken: agressieve baantjestrekkers, verbeten trappelaars, onbekommerde rugslagzwemmers, en ‘mannen van middelbare leeftijd die per se moeten versnellen zodra ze merken dat ze bijna ingehaald worden door een vrouw’.
Zo herkenbaar! Ik denk zelfs dat ik er ooit zelf al over heb geschreven.
Otsuka adviseert ook uit de buurt te blijven van de competitieve crawlers, en ook dat advies kan ik alleen maar onderschrijven nadat ik me voor de zoveelste keer verslik in een golf chloorwater door de deining die zij veroorzaken.
In de sauna na het zwemmen, is stilte ook een steeds schaarser goed. Zelden ben ik er alleen, en dat is helemaal niet erg want de sauna van het zwembadcomplex is er voor iedereen, maar hoe heerlijk zou het zijn als mensen daar gewoon hun mond hielden! Een sauna is geen babbelplek, het is een oord van rust en stilte.
Wat dat betreft, heb ik vandaag geluk: in het huisje hier in Zuienkerke is een sauna, en aangezien mijn Wim daar een hekel aan heeft, weet ik één ding zeker: vandaag ben ik zeker alleen in de sauna en zal er niets dan rust heersen, terwijl de storm buiten voortraast. Of ik na de sauna gebruik zal durven maken van de buitendouche, dat is weer een ander paar mouwen. Ciarán trotseren zal meer moed vergen dan ik in mijn lijf heb, en de storm is nog niet eens op zijn hoogtepunt, die gaat in de volgende uren nog aan kracht winnen, zo lees ik op de nieuwssites.

Maar terug naar de stilte en de vissen voor wie er net als voor ons mensen steeds minder van over blijft. Bij hen blijkt het een onverwacht effect van de klimaatverandering: door onze uitstoot van CO2 wordt het oceaanwater steeds een beetje zuurder. En omdat geluid in zuurder water volgens de wetten van de natuurkunde iets minder wordt afgeremd, draagt het geluid van bijvoorbeeld scheepsschroeven in een steeds zuurdere oceaan ook steeds verder. Voor het hele artikel kan je hier terecht, maar ondertussen blijf ik hier wel vol medelijden zitten in mijn erker (note to self: zo’n erker op de wish list van ons volgende huis zetten). Arme vis van Ingrid, arme walvissen en arme boom daarbuiten in de storm.
Ik denk dat ik nog maar een kop thee neem en heb te doen met Marie. Het is geen weer om een hond door te jagen. 

Antwoord uit de kattenmand ? Tik tik tik

Schrijver en collega-blogger Ingrid schreef - in het kader van onze wederzijdse blog-correspondentie - een geweldige reactie op mijn vorig blogje 'De luide medemens'. In antwoord verscheen haar blog Tik tik tik. Dat stuk kan je hier lezen.
Goed hè? 

Sinds De Morgen haar grootschalige burgeronderzoek naar geluid in Vlaanderen lanceerde, blijft het artikelen regenen over geluid, lawaai, stilte en de impact op onze gezondheid.
Zelf bleef ik er ook mee bezig. Ik merkte nog andere storende geluiden op die op het hinderlijke lijstje ontbraken: muggen en hun slaapverstorende gezoem! Elke dag executeren mijn man en ik zeker een mug of drie zonder enige vorm van proces en dan nog worden we wakker van gezoem.
Sam vindt zo’n insect af en toe heel leuk spelmateriaal, maar muggen vangen, ho maar.
Snurken! Ik ben de ergste van ons twee. En ook daar kan ik niks aan doen, mijn atopische constitutie is de boosdoener in dit geval: hooikoorts, astma en de kat die op ons bed resideert.

Aya Sabi schreef binnen dit thema ook een column over lawaai vs haar nood aan stilte. Ze besluit: ‘Ik ben hypersensitief, dat weet ik. Tegelijk weet ik ook dat de wereld te luid is.’
Ik ben het zo met haar eens. Die luide wereld is te vaak te luid.
En de tinnitusprofessor – audioloog moet ik eigenlijk schrijven – die gisteren in de krant aan het woord kwam over de vervelende tuut-ziekte die zoveel mensen treft, poneert heel stellig: ‘Onze problemen met geluid zijn een expressie van een overbelast brein. Mensen willen geen stilte, ze willen rust.’ Hear hear, zeg ik hardop tegen niemand in het bijzonder – Sam slaapt boven op bed en Billie scharrelt rustig rond tussen de stapel snoeihout die op een hakbijl wacht – en trommel eens goedkeurend met mijn knokkels op het houten tafelblad.
Verderop in datzelfde interview: ‘Het probleem wordt versterkt doordat we behoorlijk overprikkeld zijn. […] Mensen zijn overmatig gespannen en dan komen geluiden veel harder binnen.’
Tja denk ik dan, maar dat is een kip-en-ei-probleem. Wat was er eerst? Onze complexe, veeleisende en luide samenleving of de overprikkeling die maakt dat je dit allemaal lastiger verdraagt?

De tuut-professor vervolgt: ‘Veel heeft te maken met je emotionele en mentale staat. Hoe luid je geluid beleeft, is heel persoonlijk. […] Persoonlijkheid speelt daarin een rol. De patiënten die ik zie, hebben wel wat gemeen: ze zijn gevoelig, hebben de neiging om spanning op te kroppen, zijn perfectionistisch en houden van controle. Ze worden er gek van dat ze dat geluid niet kunnen controleren. […] Tinnitus is een alarmbel. Een psychosomatische klacht die wijst op andere problemen. Als je niet voldoende ventielen hebt waarlangs de druk kan ontsnappen, dan komt de stoom uiteindelijk bijna letterlijk uit je oren. Daarom is inzicht in hoe je zelf in elkaar zit en hoe je denkt heel belangrijk in de behandeling van tinnitus.’

Ik had gelukkig een disclaimer genoteerd in mijn blogje, namelijk dat het een niet-exhaustief lijstje betrof, dus u zult er als lezer vast zelf nog allerlei hinderlijks aan toe kunnen voegen. Het blijft nu eenmaal voor een groot deel subjectief, wat we kunnen verdragen en wat niet.

Dit stukje schrijf ik in het zachte nazomer-zonnetje aan de terrastafel. Twee tuinen verder ratelt de grasmaaier, en ergens achter mij wordt een haag bijgeschoren. Gelukkig is het zaterdag, dan mag het en heb ik er weinig last van. Op zondag verdraag ik dat geluid niet. En zo leren we bij, over hoe dat werkt met lawaai in ons brein.
Doe dus mee en leen uw oren aan De Oorzaak om geluid in Vlaanderen in kaart te brengen: demorgen.be/oorzaak.

Oh ja, u hebt allemaal de groeten van Sam. Die heeft nergens last van. Ze slaapt, op ons bed. Zodat ik vannacht weer een verstopte neus krijg en niks kan doen aan mijn gesnurk.

Naschrift
Dit blogje schreef ik op zaterdag. Ik kon het niet posten omdat er iets mis is met de automatische publicatieknop naar de volgers en naar Facebook, en zelf kreeg ik dat euveltje niet opgelost. De webmaster bleek met vakantie.
Zo werd het zondag. Buiten op het terras zat ik heerlijk met mijn neus in de weekendkrant toen verderop in de straat een heggenschaar de zondagsrust doorbrak. Vriendelijk ben ik gaan vragen om dat niet op zondag te doen. Nu zal ik wel het etiket van verzuurde buur krijgen. Maar wie weet hoeveel buren blij zijn dat toch íemand er iets van durfde zeggen.

Berichten uit de kattenmand ~ De luide medemens

Martine en Ingrid, u kent ze als bloggers, corresponderen ook met elkaar - al dan niet via hun bonte beestenboel - over wat het dagelijks leven met hen doet. En het aardige is: u mag allemaal meelezen.

Luid knorrend loopt Sam voor me uit de gang door. Haar staartje priemt kaarsrecht de lucht in, alleen het uiterste puntje is gebogen. Een pijltje waarmee ze lijkt te wijzen ‘hier is het te doen’. ‘Hier’ dat is haar etensbakje aan het einde van de gang. Zodra ze in alle vroegte merkt dat er iemand wakker wordt – de kunst is dus om zo weinig mogelijk te bewegen zodat je nog een beetje kan doezelen – springt ze enthousiast op ons bed en klautert op het bewegende lijf. W?e haar ontbijt voorziet, dat maakt haar niet uit, maar wel dat dat zo snel mogelijk gebeurt. Helemaal vrolijk bij het vooruitzicht op ontbijt, spint ze zo hard als ze kan, laat zich heel eventjes aaien en rent de gang in als ze denkt beet te hebben: de ontwakende mens maakt aanstalten om op te staan. Waarna dus dat luide geknor in de stille donkere gang weerklinkt.
Dagelijks ochtendritueel, heerlijk geluidje.

Niet zo heerlijk: de luide medemens.
Die komt in vele vari?teiten, hierbij een poging tot een niet-exhaustieve lijst (van hinderlijke mensen en geluiden).
De bellende mens op bus en trein – maar daar heb ik al genoeg over gezeurd.
De Facebook-scrollers die alle langskomende filmpjes afspelen zonder oortjes of koptelefoon.
Muzak in wachtkamers, koffiebars en winkelstraten… of nog erger: vrije radio vol gewauwel en reclame ertussen.
De mannen – ja, altijd mannen – die in de sauna zuchten, steunen, kreunen, hun neus ophalen, rochelen, de houten hoofdsteuntjes kletterend opzij schuiven en wellustig het zweet van hun lijven blijven wrijven.
Of die in de sauna komen om godbetert te kletsen.
De feestende buurtmens – tenminste als het feest me belet in slaap te vallen, maar gelukkig lukt me dat meestal wel met oordopjes in en het slaapkamerraam dicht.
Knetterend opgevoerde brommers.
Het nerveuze ’tsss tsss’ waarmee Marokkaanse moeders hun kinderen sussen en wat ook ‘nee’ kan betekenen. Die kinderen worden er net zo nerveus van als ik. Vanuit mijn eigen opvoeding klinkt het geluid nameljk heel anders dan zij het bedoelen: ik hoor afkeuring en afwijzing.
Luide Hollanders in Antwerpen, in de film,… Ik hoef echt niet je hele gesprek te kunnen volgen als ik zes rijen verder zit.
De piepjes van al die notificaties die mensen niet afzetten en zo onbedoeld opdringen aan hun omgeving. Vooral het standaard Andro?dgeluidje voor binnenkomende berichten is me een doorn in het oor.
De sloffende mens. Til je voeten op!
De smakkende en prakkende medemens.
De met open mond kauwgom kauwende medemens.
Lepels die hard neerkomen op potten en pannen.
Deuren en lades die de luide medemens hard dicht gooit.
Campingburen met keiharde muziek.
De afschuwelijke airco in het slaapkamertje op de huisartsenwachtpost.
De snoodaard die het waagt op zondag zijn gras te maaien of de haag te scheren. Bladblazers en hogedrukspuiten idem dito. Bekentenis: soms stofzuig ik zelf op zondag mijn tuinkamer. Wie zonder zonde is werpe de eerste steen.

De Morgen gaat een groot onderzoek doen naar lawaai. Doe mee en schrijf je in voor De Oorzaak, het grootste burgeronderzoek over geluid. Al de hele week staat de krant vol artikels over lawaai en wat het met ons doet. Hoe het vele mensen vele levensjaren kost. Lawaai is dodelijk.
Ik leer veel bij uit die artikels. Dat de ervaring van geluid in grote mate subjectief is. Wat voor de ene persoon bijzonder storend is, merkt de ander helemaal niet op. Of zoals een van de journalisten schrijft: als mijn buurman op zaterdag met de grasmachine in de weer is, hoor ik dat nauwelijks. Maar wanneer hij hetzelfde lawaai produceert op zondag, irriteert me dat enorm.’
Het wordt nog complexer omdat de ervaring van geluid voor een stuk genetisch bepaald is. Er is meer aan de hand dan alleen subjectieve beleving. Zo verschilt ook de manier waarop je lichaam op geluidsgolven reageert en hoe je hersenen geluid interpreteren per persoon.
Ik zal mijn man dit krantenartikel eens onder zijn neus duwen als hij weer met zijn ogen rolt op mijn vraag om oortjes in te doen als hij zijn door zijn tijdlijnen scrolt, want h?, het is niet mijn schuld dat dat geluid zich rechtstreeks een weg wurmt naar mijn amygdala. Het is de schuld van hersenen, ik kan er niks aan doen.
‘Emoties zoals machteloosheid en bezorgdheid wegen ook door’, zo lees ik nog. ‘Zit je met het frustrerende gevoel dat wie verantwoordelijk is voor het lawaai het zou kunnen vermijden maar niets doet?’
Ja, nu snap ik waarom de bus-beller mij zo tot waanzin drijft.

‘De waterkoker van mijn moeder ’s morgens in de badkamer’, zou mijn dochter nog toevoegen aan deze waslijst van ergerlijke geluiden. ‘En als ze uit ochtendlijke klunzigheid weer maar eens haar haarborstel laat vallen.’ Plastic op een harde vloer, aauw!
Nog pijnlijker aan haar jonge oortjes: het gezoem van de leeslamp in de woonkamer. Wij horen dat niet meer, ouder worden heeft soms zijn voordelen.

Ik dacht altijd dat er niets heerlijkers was dan een kat te zijn. Sam knort lekker overal doorheen. Maar sinds ik Ingrids vis heb leren kennen, begin ik te denken dat dát het walhalla moet zijn. Welbeschouwd is de hele leefwereld van zo’n vis één gigantische koptelefoon.

Ontdopen

Martine en Ingrid, u kent ze als bloggers, corresponderen ook met elkáár – al dan niet via hun bonte beestenboel – over wat het dagelijks leven met hen doet. En het aardige is: u mag allemaal meelezen.

Beste Ingrid,

Sinds Sam kantoor houdt op onze slaapkamer, moet ik naar boven als ik haar wijze licht wil laten schijnen over een heikele kwesties die ik niet verteerd krijg. Nu er een hond bij gekomen is in háár huis, verwaardigt ze zich enkel nog naar beneden te komen voor het hoognodige (muizen meedogenloos treiteren om ze daarna aan flarden te scheuren, of in de zon haar pelsje gloeiend heet laten opwarmen) en dan nog onder strikte voorwaarden. Dat wil zeggen: alleen als wij als politieagenten waken over de verkeersstromen van de in vacht gehulde gezinsleden doorheen dat huis. Onze rollen zijn duidelijk: de ene leidt de hond af met lieve woordjes en aaitjes, de andere houdt tussen- en voordeur open zodat Sam ongemerkt naar buiten kan glippen. Glippen klinkt sneller dan het er in werkelijkheid aan toegaat. Door haar deurentrauma waarover ik in een eerder blog vertelde, kan dat glippen tot een kwartier in beslag nemen. De hond vindt dat prima en geniet gedurende het hele proces van al die onverwachte aandacht.

Omdat ik met een vrije geest van gedachten wilde wisselen over de netelige kwestie van het ontdopen, toog ik dus met de weekendkrant onder de arm de trap op.
‘Ik vind dat ontdopen vreemd, of toch zeker hoe mensen ermee uitpakken. Op mij komt het over als het nieuwe deugpronken, een soort held willen zijn,’ lees ik haar voor uit het artikel dat vier volle pagina’s lang een antwoord probeert te bieden op de vraag Hoe almachtig en rijk is de kerk hier nog?
Sam houdt haar blik gefixeerd op een mug die tegen het vliegenraam zit. Ik hoop dat ze hem pakt en lees verder: ‘Ik zie niet in waarom ik me uit het doopregister zou laten schrappen: het heeft geen enkel gevolg. In de praktijk ben ik al heel lang geleden uit de katholieke kerk gestapt, op de enige manier die er echt toe doet: door er niet meer aan deel te nemen.’

Oei, zeg ik tegen Sam, ik heb er wel heel hard aan deel genomen, aan werkelijk álle overgangsstadia van mijn leven is een priester te pas gekomen. Doop, twee communies, katholieke basisschool, daarna een strenge nonnenschool voor het middelbaar en vervolgens studeren in Leuven aan een universiteit die zijn K vooralsnog niet wil laten vallen, huwelijk en tenslotte alledrie de kinderen laten dopen, eerste communie en bij twee van de drie ook een plechtige communie.
Ik heb een fantastische oom gehad die pastoor was en openlijk een vriendin had. Joke kwam gezellig mee naar alle familiefeesten en iedereen vond dat prima. Oom Ton was een franciscaan en ik houd warme herinneringen aan bezoekjes aan de communiteiten in Amsterdam en Brussel waar hij gewoond heeft. Toch schuurde er al lang iets.
God afzweren en mezelf een atheïst noemen, ging me nog te ver, ik heb me dan maar lange tijd als een culturele katholiek beschouwd en dat vond ik een prima tjevencompromis. Zeggen dat er een god was, dat kreeg ik ook niet meer over mijn lippen, maar dat er wel ‘iets’ was, daar kon ik mee leven.

Sam heeft de mug nu te pakken. Voor de aai die ik haar dankbaar wil geven, duikt ze weg. Sam heeft een vermijdende hechtingsstijl overgehouden aan haar jeugd met het deurentrauma.
Toen ik voor het eerst een euthanasieverzoek op mijn bord kreeg, heb ik nog flink moeten worstelen met dat katholieke gepokt en gemazeld zijn. Mocht een mens wel dood gemaakt worden? Maar toen ik begreep dat het ging om het helpen van een mens in zijn diepste nood, was de schuldvraag niet meer aan de orde.

Sam heeft geen enkel probleem met muizen en vogeltjes de strot afbijten. Zelfs als ze al lang niet meer bewegen, speelt ze er nog uren mee. Ze gooit de bloederige lijkjes in de lucht en gaat vervolgens helemaal op in haar eigen spelletje en doet alsof ze nog leven. Wreed.
Ooit was de kerk een bron van zekerheden, nu zijn er meer vragen dan antwoorden, en veel wrede daden.
Sam draait een paar rondjes rond haar eigen as om zich zo compact mogelijk opgerold tegen de opgeslagen rand van het dekbed te nestelen.

Ik lees verder voor. ‘Zowat 80 procent van alle middelen die in totaal naar levensbeschouwingen vloeien, gaat naar de katholieke kerk. Dat staat niet in verhouding tot het aantal effectieve gelovigen. […] Het systeem is archaïsch tot en met.’ Sam luistert niet. Waarom zou ze ook? Het systeem blijkt sinds de invoering door Napoleon niet meer veranderd. Haar oogjes zakken dicht en ze maakt aanstalten om een dutje te gaan doen.

Vorige week heb ik de mail om te ontdopen naar het bisdom Antwerpen gestuurd. ‘Ben ik nu een deugpronker?’ vraag ik aan het zachtjes induttende diertje. Ik kriebel haar onder haar kinnetje en dat laat ze zich welgevallen. Door haar kopje naar links of rechts te draaien, stuurt ze mijn hand naar de plekjes waar ze graag gekriebeld wil worden. Sam weet wat ze wil. En ik?
Sinds de documentaire reeks Godvergeten, wil ik er echt niet meer bij horen.
Maar dat gaat zomaar niet. In antwoord op mijn mail, stuurt het bisdom me nog wat huiswerk vooraleer ze bereid zijn me uit het doopregister te schrappen.

Sam heeft nu schoon genoeg van mijn gekriebel. Als haar limiet bereikt is, krijg je een lel. Haar pootje haalt vliegensvlug uit en als je niet snel maakt dat je weg bent, krast ze met haar vlijmscherpe klauwtjes een paar rode strepen op je arm. Wegwezen geblazen, madam heeft nood aan rust. Ze krult zich terug op en knijpt haar oogjes stevig dicht.

Ik vertel haar nog snel wat ik leerde uit de podcast van De Standaard over hoeveel van ons belastinggeld naar de katholieke kerk gaat. Het zou gaan om zo’n 80 tot 90 euro per persoon. Van mij mag dit geld linea recta naar de kinderopvang. Of naar daklozen en vluchtelingen. 
Een pak beter besteed lijkt me dat.

Verstoord in haar slaap trekt Sam een oog verwijtend open. En al die kaarsjes die jij in kerken brandt dan? Stop je daar dan ook mee? En al die pauzes die jij neemt in kerkgebouwen omdat je zo van de rust daarin houdt?
Alsof kerkgebouwen en kaarsjes onmisbaar zijn, zo lijkt Sam ongegeneerd te demonstreren. Wat heb je meer nodig dan een lekker warm bed, een kommetje vol brokjes en af en toe een vette muis?

Thanks Sam, good talk.

Hallo vissenkom, hoort u mij? ?? Rooksignalen uit de kattenmand.

Martine en Ingrid, u kent ze als bloggers, corresponderen ook met elkáár - al dan niet via hun bonte beestenboel - over wat het dagelijks leven met hen doet. En het aardige is: u mag allemaal meelezen.

Eergisteren waaide ik bijna van mijn fiets. Ik was op weg naar een terminaal zieke patient toen de plots opgekomen stormwind me enthousiast in de flank beukte. Ei zo na vloog ik de berm in.
Met een ruk aan het stuur, hield ik mijn fiets en mezelf gelukkig op het rechte pad.
Stormwinden en gesprekken over een naderende dood veegden mijn hoofd schoon. Weg met muizenissen en ballast. Een nieuw schrijfidee zag zijn kans schoon en sprong meteen in het lege gat van de schoongeveegde ruimte.

‘Zeg Ingrid, wat zou je ervan vinden om een heen-en-weer-blog te starten tussen jouw vis en mijn beestenboel, zijnde een kat met een deurentrauma en een hond met een gedragsprobleem?’
Collega-blogger Ingrid van de blog Rimpelingen schrijft namelijk al een tijdje over de logeervis die afgelopen zomer bij haar introk, en ik volg die reeks met groot plezier. Ik ben onvoorwaardelijk fan. Bij elke nieuwe aflevering van haar serie ‘In de vissenkom’, gaan mijn vingers jeuken om te schrijven en dienen de ideeën zich in rotten van drie aan. Dat heb ik altijd al gehad. Ooit had ik zo een leuke schrijfconnectie met collega huisarts Bram Tjaden in Medisch Contact, de reeks heette ‘Bram & Martine in gesprek’ en als ik daar nog eens in terug blader, geniet ik opnieuw van de verhalen. Helaas werd de reeks vroegtijdig afgevoerd door Medisch Contact en stierf tot mijn grote spijt een stille dood. Nu zag ik een nieuwe kans. Want heen en weer schrijven is geweldig inspirerend.
Schotel mij een leuk verhaal voor en de inspiratie begint te stromen.
Tel daarbij op: ik schrijf te weinig, ik had nood aan een nieuwe prikkel.
Eén plus één is drie, dus ik trok de stoute schoenen aan en schreef haar een mail. Zin om samen te schrijven?

Er kwam een enthousiast antwoord terug en Ingrid had er ook wel zin in maar zag nog wat beren op de weg – om het maar even bij de beesten terminologie te houden.
‘Reageert de ene op de andere?’ vroeg ze me, ‘de vis op de kat/hond, en omgekeerd, of reageren wij als baasjes op elkaar? Spreken we van tevoren een onderwerp (uit de actualiteit?) af en refereren we dan naar elkaars blog? Hoe zie jij dat concreet? Gaan we daarna onze columns bundelen :-)? Gaan we misschien zelfs een brievenroman schrijven?’

Een hoop terechte vragen.
Maar ik hoorde vooral het juichen van mijn hart: ja! ja! Natuurlijk gaan we onze columns bundelen! En een brievenroman is helemaal een mooie droom!
En zoniet, dan hebben we toch zomaar een hoop schrijfplezier onderweg.
Ingrid zei dus ja, want ook zij kan af en toe wel een duwtje in de rug gebruiken om zich aan het schrijven te zetten.
We hebben dus nog wel wat uit te zoeken, maar gaandeweg zal zich dat allemaal wel uitwijzen en bij deze alvast een eerste aanzetje tot wat het misschien zou kunnen worden. Het hoeft ook allemaal niet meteen raak te zijn he, het is maar een blog, het schrijfplezier primeert.

Dit vertelde ik allemaal heel enthousiast aan Sam, onze rosse kat met het deurentrauma en het hangbuikje. ‘Sam, ik ga een reeks over jou schrijven. En over Billie. Leuk hè?’
Sam lag lekker op haar vaste plekje – ons bed. Het kon haar weinig schelen.
Sam komt uit een asiel en is zoals het katten betaamt een heel eigengereid beestje. Ze duldt geen liefkozingen behalve wanneer ze daar zelf om vraagt, en dat gebeurt enkel ’s avonds of in de heel vroege ochtend. Dan mogen we haar over haar kopje kriebelen maar aan haar buikje mogen we niet komen. Doe dat en je hebt meteen flinke haal te pakken. Hoe ze aan haar deurentrauma komt, is een groot raadsel. Dat zullen we nooit weten want we kennen haar voorgeschiedenis niet. Feit is dat ze bij elke passage van een deuropening – gelukkig hebben wij een heel open huis en hoeft ze amper deuren te passeren – een half uur staat te weifelen of ze er wel door durft, om dan vervolgens met een enorme sprong verschrikt de horde te nemen.
We hebben haar leven tot een nog grotere hel gemaakt toen we er ook nog een geadopteerde hond bij namen, Billie, een lieve mislukte mix van een Mechelse herder en een border collie. Een mens doet alles voor zijn kind, hè? Maar Sam nam het sportief op: als ik boven mag komen wonen, dan mag die rothond wel blijven. Zo geschiede, en sindsdien heeft ze ons bed dus tot haar hoogspersoonlijke domein geannexeerd. Iets wat ik altijd verafschuwde als ik dat hoorde van anderen, en wat met mijn astma en kattenallergie ook totaal onverantwoord is natuurlijk.
Ik gaf dit stuk dan wel de titel Uit de kattenmand mee, maar die mand daarboven op onze slaapkamer negeert ze hautain, ons bed is veel lekkerder.
Onverstoorbaar likte Sam haar hangbuikje en keek me eens scheef aan toen ik haar vertelde over de vis die een muze is geworden.

Ingrid en ik delen behalve onze liefde voor schrijven ook een paar grote verschillen. Ingrid heeft namelijk al een echte roman geschreven, Duiven komen altijd terug, een fantastisch debuut en iets waar ik alleen maar van kan dromen. En verder is Ingrid er steengoed in om kort op de bal van actuele thema’s te spelen, terwijl ik meestal meer het persoonlijke als onderwerp heb. Maar wie weet is dit dus wel een mooie uitdaging om daar ook eens wat mee te gaan experimenteren. Dit soort thema’s benaderen met omtrekkende bewegingen via de beestenboel, lijkt me een mooie manier om de angel eruit te halen en de dingen toch te benoemen. Ben benieuwd waar het ons brengt.

Ook Ingrids vis en onze beestenbende verschillen op enkele essentiële punten grondig van elkaar. De vis praat niet, heeft geen vacht en is zodoende per definitie niet knuffelbaar. Onze harige vriendjes daarentegen vullen het hele huis met hun harige stofwolken. En ze praten wél, en nog hard ook. Billie beschikt over een uitgebreid blafregisteren en ook Sam kan miauwen in vele toonaarden die allemaal iets anders willen zeggen. Veel daarvan hebben we in de loop der jaren leren begrijpen, af en toe blijven haar mauwtjes raadsels. Deze keer was ze niet mis te verstaan.

‘Vis?’ zag ik haar denken, ‘daar lust ik wel pap van.’
Wat vindt jouw vis daar nu van, Ingrid?

Warm momentje

Martine Schrage en Bram Tjaden, bloggers voor Medisch Contact, corresponderen met elkaar over wat hun artsenbestaan met hen doet. En het aardige is: we mogen allemaal meelezen. Volg de conversatie >

Lieve Bram,

Gisteren las ik je nieuwe stukje. Vanochtend begon mijn dag rustig en vroeg. Na het mediteren dronk ik thee, en las: Recognise that the other person is you. Dat was precies wat je bedoelde, niet? Zelf zijn we ook mensen die gezien, erkend en gehoord willen worden. Die wel varen bij een kruimel aandacht en waardering.

Zoals die keer dat ik na een reanimatie op straat beduusd mijn spreekuur hervatte, en de patiënt tegenover me zei: ‘Tjonge dokter Schrage, dat was nogal wat. Als u liever heeft dat ik later een keertje terugkom, maak ik gewoon een nieuwe afspraak hoor.’

Of een andere patiënt die op maandagochtend zei: ’Gisteren zag ik u ook al op de huisartsenpost aan het werk. U heeft toch ook nog kinderen hè? Petje af hoor.’

Kijk, zo even gezien en erkend te worden als mens, dat is een warm momentje. Zo kon ik na die reanimatie toch weer verder.

Maar er zit ook een andere kant aan die the other person is you. Als ik dan die ander ben, wat moet ik dan met mensen aan wie ik me erger?

Eerlijk? Er zijn er best wat die mij triggeren. Wat denk je van alle vage klachten, mensen die met lijstjes op het spreekuur komen en er dan eens breed voor gaan zitten, of de mensen die met hun onderhuidse agressie de lucht doen vibreren. Bepaald niet de makkelijkste consulten. Ze kosten een hoop energie en zuigen me leeg. Tegelijk weet ik dat het luisterend oor dat ik bied, precies is wat ze nodig hebben. Vooral als ze overal het deksel op de neus krijgen. ‘Op mijn terrein geen afwijkingen’ heet de afwijzing dan eufemistisch. Op deze formule circuleren creatieve varianten: ‘Geen somatisch substraat’, ‘Op mijn gebied geen somatische verklaring voor de klachten’, … De klap waarmee de deur vervolgens gesloten wordt, heet ‘Retour huisarts’.

The other person is you. Heeft mijn ergernis ermee te maken dat ik – onbewust – iets van mezelf herken in die ander? Of is het ook, of misschien wel louter, een kwestie van tijdgebrek en het feit dat de organisatie en financiering van de huisartsenpraktijk slecht aansluit op deze patiëntencategorie?

De vragen stellen is ze beantwoorden.

Bram reageert – lees zijn blog

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

Hartkloppingen

Martine Schrage en Bram Tjaden, bloggers voor Medisch Contact, corresponderen met elkaar over wat hun artsenbestaan met hen doet. En het aardige is: we mogen allemaal meelezen. Volg de conversatie >

Hoi Bram,

Wat naar, die hartkloppingen van je. Maar eigenlijk ook weer goed dat je lijf je terugfluit als dat nodig is. En dat je de boodschap begrijpt en ernaar handelt. Of juist niet handelt in jouw geval. Even rust en pas op de plaats. We hollen ook maar door altijd.

Al ben ik nu heel blij dat ik weer kan hollen: vanochtend voor het eerst – bijna drie weken na mijn enkelblessure – weer een stukje kunnen rennen, en wat deed dát een deugd! Ook vanochtend voor het eerst weer in mijn oude vertrouwde meditatiehouding kunnen mediteren. Door die dwarse enkel kon ik de afgelopen weken alleen maar zitten met mijn benen naar achteren, maar nu kan het dus weer in de houding waarin ik het liefste zit: mijn benen gekruist onder me. Nee, geen lotushouding, ik ben niet zo’n elastieken mens die zich helemaal kan opvouwen.

Maar gelukkig dus dat ik weer kan rennen en mediteren, ik heb dit echt nodig als tegenwicht in ons drukke werk en miste het. Het was heerlijk om me in het bos weer in het zweet te kunnen werken. Om nadien mijn schouders los te kunnen zwaaien die verkrampt voelden door de vele uren schrijven aan een verslag. Zo merkte ik vanochtend hoezeer de euthanasie die in de komende werkweek gepland staat me bezighoudt. Alle emoties en gedachten eromheen dwarrelen dan naar de bodem, ik word me bewust van wat het me doet en weet dat ik bij dit alles ook voor mezelf te zorgen heb.  Anders kan ik niet goed voor deze familie zorgen. En tegelijk zijn er zoveel praktische dingen te regelen. Mijn tas staat klaar: het hele dossier zit erin – labeltjes op de plaatsen waar ik de laatste details nog moet noteren nadat de euthanasie is uitgevoerd –, het euthanaticarecept, de doos die ik gebruik om de vijf spuiten in de juiste volgorde klaar te leggen, de KNMG/KNMP-richtlijn Uitvoering euthanasie die ik er altijd nog even bij pak, een matje om onder de arm van de patiënt te leggen voor het geval ik knoei bij het bedienen van het infuuskraantje, het koeltasje om de reserve-euthanatica in te bewaren en een bloemenbon voor de geweldige apotheker die bereid was me uit de nood te helpen toen de eigen apotheek van de patiënt dat op de valreep weigerde. Het is allemaal even belangrijk. The heart must have hands, the hands a heart, zegt het labeltje van mijn ochtendkop thee na deze meditatiesessie.

Hart en handen, handen en hart. De hele essentie van het dokter zijn. Nou maar zorgen dat het regelmatig blijft kloppen

Warme groet,
Martine

Bram reageert

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

‘Blogconserven’

Martine Schrage en Bram Tjaden, bloggers voor Medisch Contact, corresponderen met elkaar over wat hun artsenbestaan met hen doet. En het aardige is: we mogen allemaal meelezen. Volg de conversatie >

Lieve Bram,

Ik stuurde je net een uitgelaten whatsappje omdat ik zo blij was met de positieve ontvangst van ons blogconnectie-idee door de redactie van Medisch Contact. De spellingscorrector maakte er echter ’blogconserven’ van en dat vond ik wel creatief. Dat is de hele hamvraag natuurlijk: hoe conserveren we onszelf in de pathogene huisartsomgeving. Dat pathogeen verzin ik niet zelf. Het stond in Huisarts & Wetenschap. Er stond letterlijk: ‘De werkomstandigheden van huisartsen blijken toenemend pathogeen.’ Het was geen opinietje, geen roepend slachtoffer met perfectionistische trekken op de rand van een burn-out. Nee, hier was zuivere wetenschap aan het woord. Daar schrik ik dan toch van. Het komt niet uit mijn soms tobberige kokertje, maar van mensen die objectief kijken naar de werkomgeving van huisartsen. Het is nogal wat als dat ‘pathogeen’ genoemd word. Ik heb dat aan den lijve ondervonden.

Jij schreef over helden. Gisteren ging ik een rondje rennen en verzwikte daarbij lelijk mijn linkerenkel. Meteen een enorm ei erop. Naar huis wandelen lukte nog net, maar daarna zat er nog maar één ding op: met het pootje omhoog gedwongen rust. Eindelijk tijd om wat opnamen van ‘Kijken in de ziel’ en ‘Topdokters’ te bekijken. Mooie beelden en gesprekken. Ik zag allemaal dokters die vooral erg trots waren op hun vak. Echte helden. Neurochirurgen die tumoren durven verwijderen uit de hersenen van kindjes van een jaar, de grote Pedro Brugada die zelf een potentieel dodelijke hartritmestoornis ontdekt heeft en stoere orthopeden die kromme knieën met ruw klop- en zaagwerk weer rechtzetten. Ik moest ook zo lachen om dat typische orthopedenmachismo: ‘Wist je dat de meeste orthopedische instrumenten een vrouwennaam hebben? Een zaag, een tang…’
En toen besefte ik dat ik dat mis: ik voel me zelden een held in mijn vak. Ik ben niet zo trots dat ik huisarts ben. Is dat deel van die pathogene kern? Misschien hadden we nooit onze witte jas uit moeten doen, en daarmee ons aanzien weggeven.
Bij het pootje omhoog kwamen vele kopjes thee. Joy is the essence of success, zegt het theelabeltje. De joy spatte inderdaad van deze televisiehelden af.

Gelukkig kon ik weer een beetje lopen na een goede nachtrust met een diclofenac en twee paracetamols achter de kiezen. Gelukkig kon ik dus gewoon gaan werken. Daarin zijn we dan wel weer helden: halfziek en -kreupel, zelfs met koorts slepen we ons nog naar het spreekuur. Ook niet echt gezond gedrag natuurlijk. Een beetje doorgeslagen helden zelfs.
Hoe conserveren we onszelf? Jij en ik doen dat met mindfulness en zenmeditatie, en allebei beleven we veel plezier aan ons schrijven. Pure joy is dat. Met mijn voet kwam het ook wel goed, en van de gedwongen rustmomenten heb ik erg genoten.

Hartelijke groet

Martine

Bram reageert

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

Thee met salami

Martine Schrage en Bram Tjaden, bloggers voor Medisch Contact, corresponderen met elkaar over wat hun artsenbestaan met hen doet. En het aardige is: we mogen allemaal meelezen. Volg de conversatie >

(Martine reageert op Bram zijn ’t is goed genoeg makker🙂

Ja lieve Bram, soms is het gewoon goed genoeg, makker!

Maar hoe genoeg is goed genoeg? Ik probeer dat de laatste tijd concreet te maken in cijfers. Sinds een paar weken maak ik dagelijks letterlijk de balans op. Bij het slapengaan tel ik de plussen en de minnen van de dag, en wonderlijk genoeg blijk ik de uitkomst heel duidelijk te voelen.

Ik heb een hoop theorieën bij elkaar geklutst en daar mijn eigen systeempje uit gebakken. De mosterd haal ik bij mijn patiënten: wat zij bij de ergotherapeut en de revalidatie leren, intrigeert me altijd buitengewoon. Ze leren over de salamitechniek: alle activiteiten in behapbare plakjes verdelen. Daar overheen gooi ik mijn eigen empirische bevindingen (een mens leert veel bij van het eigen vallen en opstaan) en het energiemanagementsausje dat ik oppikte van artsentrainer Theo Bollerman. Hij werkt met cijfers waarbij je zelf moet leren waarderen wat elke activiteit voor jou ‘weegt’.

Zo heb ik gemerkt: een werkdag is min één, een dag schrijven is plus één, sporten levert een half puntje op, net als op tijd naar bed gaan. Tijdig tanden poetsen in plaats van snoepen levert punten op, voor de buis hangen kost punten.
Samen aan tafel eten scoort in de plus, te weinig vrije tijd inplannen valt in de min. Feesten zijn leuk, maar ik ben introvert en dan vraagt een feest meer energie dan het geeft, dus een min op de eindafrekening. Te compenseren met de plussen van mediteren, of een goed een-op-eengesprek. Lastige vergaderingen kosten een minpunt. Seks is goed voor een pluspunt: heilzaam voor de energie, en voor de relatie natuurlijk. Maar net als sporten gaat dat niet vanzelf.

Zo doe ik dat nu al een paar weken. Het grappige is: het motiveert erg om plusjes te scoren, dus kies ik vanzelf gemakkelijker voor het gezonde gedrag. En wat ook opvalt: de eindafrekening klopt meestal precies met hoe ik me voel: eindig ik een dag in de plus, dan ga ik met een zeer content gevoel slapen, en sta ik met veel energie weer op. Vol goesting om aan de dag en de taken te beginnen.
Staat het eindsaldo van de dag in het rood, dan merk ik dat het lijf wil compenseren: het wil vet en suiker hebben om het tekort aan te vullen. Dat werkt. Even. Waarna je nog dieper in de min zakt.
Als ik het dagsaldo dus goed in de gaten houd, zijn dit echte ‘balansdagen’. Niet in de huidige modieuze zin van het woord: een balansdag als in heel weinig calorieën om je gewicht op peil te houden. Maar in mijn zin van het woord: ik houd liever mijn energie in balans. De caloriebalans volgt dan als vanzelf.

De dag eindigen met wat mijmeren boven een kopje thee is ook een dikke plus. Zeker toen ik naar het labeltje van het theezakje van vandaag keek: Your feeling at night is the fruit of the flower of the day.

Kijk, zo schoon had ik het zelf nou niet kunnen zeggen.

Bram reageert: De dokter als held

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)