De zeven vinkjes

Ergens in de afgelopen maanden heb je vast al iets meegekregen van ‘De zeven vinkjes’, het nieuwste boek van journalist Joris Luyendijk. Het gaat over privileges, een hot topic dezer dagen.
Een onderwerp waar we allemaal nog heel veel over kunnen leren.
Ik schrok me dan ook een hoedje toen ik merkte dat ik de test niet doorstond. Van de zeven vakjes die Luyendijk koos om de belangrijkste privileges te benoemen, kan ik er slechts vier, of met een beetje goede wil vijf aanvinken. Terwijl ik altijd dacht dat ik uitermate bevoorrecht door het leven ga – wat natuurlijk ook ontegensprekelijk het geval is. Maar tot de top van de voedselketen behoor ik (gelukkig) niet.
De vinkjes die ik aan mijn neus voorbij zag gaan, waren: man zijn, minstens één hoogopgeleide en/of welgestelde ouder, en minstens één in België geboren ouder. Mijn beide ouders zijn in Nederland geboren, zelf ben ik in België geboren. Dat is natuurlijk niet te vergelijken met iemand wiens ouders in verre landen geboren zijn en zo met achterstand zijn weg moet vinden in het leven, maar toch, ik kan me die enkele situaties waar dit mij parten heeft gespeeld nog levendig voor de geest halen. De situaties waarin het vrouw zijn mij parten heeft gespeeld waren talrijker en geniepiger. Minder grijpbaar. Maar heel erg voelbaar. Zoals die keer dat ik in Someren solliciteerde om een huisartsenpraktijk over te nemen, en de mannen van het sollicitatiecomité het maar raar vonden: een vrouw die werkte en een man die huisman was. Of die keer dat ik in een vergadering (vier mannen, ik de enige vrouw) een opmerking maakte en de mannen mij straal negeerden alsof er niets uit mijn mond gekomen was, alsof het geluid af stond. ik voelde me een stripfiguurtje waar zo’n leeg tekstballonnetje uit kwam. Een heel bevreemdende ervaring. Helemaal van mijn apropos heb ik vervolgens een paar minuten van die vergadering totaal gemist.
Lees de verhalen van transvrouwen er maar eens op na: toen ze nog man waren konden ze in een vergadering klakkeloos hun punt maken, maar na hun transitie merkten ze dat ze ineens veel meer moeite moesten doen om gehoord te worden. Terwijl ze vanbinnen toch nog altijd dezelfde persoon waren.
Als dit soort ervaringen mij al uit mijn evenwicht haalden, wat moet dat dan niet zijn voor mensen met veel minder vinkjes? Voor mensen van kleur, lgbtq en minderheden allerhande?

Zeven vakjes scoor je enkel als je naast de drie hierboven ook nog wit en hetero bent én je een diploma gehaald hebt van algemeen secundair onderwijs en universiteit.

Dat man zijn en wit zijn, daar wou ik het met u over hebben. Want ik stoor me aan de oude witte mannen die al jaren de dienst uitmaken in het boekenprogramma ‘Overlezen’ in de Warande waar ik al evenveel jaren trouw naartoe ga.
Vaak wordt daar ook een vrouw uitgenodigd, of godbetert zelfs iemand van kleur. En weet je hoeveel spreektijd die dan krijgt? Peanuts in vergelijking met de oude witte mannen die er zitten. Het viel me steeds vaker op de laatste tijd, en begon me hoe langer hoe meer te storen.
De laatste keer knapte ik er zo hard op af, dat ik vervolgens twee voorstellingen gebrost heb. De kaartjes die ik ervoor betaald heb, liggen ongebruikt bij het oud papier. Ik kon het niet meer opbrengen om me te gaan zitten ergeren aan die uitgebreid alle ruimte innemende mannen die daar oeverloos op de bank mogen zitten lullen, terwijl een topwijf als Phara de Aguirre gewoon afgebroken werd door de moderator – ‘En nu luisteren we eerst naar muziek’. Dat Phara naast een autoriteit als Geert Mak zat, is daarbij geen excuus.
Je moet geen enkele vrouw muilkorven, en al zeker zo’n Spaanse furie als Phara niet. Toch liet ze het gewoon gebeuren.
Of Els Moors die een beetje denigrerend door Jos Geysels werd afgedaan als ‘vrouwen die dagboekjes schrijven’. Hij gaf wel ruiterlijk toe dat zijn aversie voor dagboekjes gaandeweg bijdraaide toen hij Moors’ ‘Mijn nachten met Spinoza’ las. Maar ondertussen zat ik me plaatsvervangend te schamen voor hoe Els Moors daar lichtjes vernederd werd op een manier die ik Geysels bij een mannelijke auteur niet gauw zie doen.

Die eeuwige zeven vinkjes in het pluche van Overlezen passen niet meer in de huidige tijdgeest en dat verwijt wil een gerenommeerd cultuurhuis als De Warande toch niet op zijn geweten hebben? Steek je voelsprieten uit en gebruik ze dan ook Begin al eens met vrouwen evenveel ruimte en spreektijd te geven als mannen.

Kortom, ‘Het is tijd voor een aanval op mannen zoals ik’ zoals Luyendijk zelf zegt in het interview dat op 12 februari 2022 in de Morgen verscheen over zijn boek. Zelfhygiëne is een schoon ding. Daarom bij deze mijn oproep aan de witte mannelijke vijftigplussers die al jaren de dienst uitmaken bij ‘Overlezen’: boomers, maak plaats. Jullie hebben lang genoeg de zetels bezet.

Van zwerfvuil en snurkende muzes

Sorry, weinig geschreven laatste tijd, dat komt omdat ik werk.
Van werken word ik voornamelijk moe aan het einde van de dag, en al zou je denken dat al die verhalen die ik heelder dagen beluister in de geheimhouding van de spreekkamer aanleiding geven tot een hoop schrijfinspiratie, dat blijkt dus niet het geval. Merkwaardig genoeg snurkt mijn muze zich lustig door al die verhalen heen en houdt zich stokdoof, doofstom en hardnekkig slapende tegelijk.
Werken is fijn, en de praktijk waar ik momenteel vervanging doe is super, maar schrijfinspiratie oogst ik er amper.
Die moet ik dus elders zoeken. Op zwerfvuiltochten bijvoorbeeld. Van zwerfvuilruimen gaat de inspiratie weer stromen – getuige daarvan dit blogje.

Vanochtend trok ik er nog eens vroeg op uit om een vies hoekje op te ruimen dat me al een tijdje een doorn in het oog was. In de muziekloze koffiebar waar ik het liefst mijn zaterdagochtenden doorbreng, kan ik pas vanaf negen uur terecht en de dubbeldikke verse weekendkrant was gelukkig al geleverd, dus daar hoefde ik niet meer op te wachten om te kunnen vertrekken.
Het zwerfvuil was blij om me te zien: ‘neem mij eindelijk mee’ smeekte het me, en een heel blij colablikje rolde me zelfs enthousiast tegemoet over de weg, daartoe aangespoord door een fel windje dat de kop opstak.
Ook de rest van de troep lag er nog, geduldig wachtend op redding van hun troosteloze lot.
Zij blij, ik blij, want van zwerfvuil ruimen gaat mijn energie en inspiratie altijd weer stromen, al moet ik oppassen voor het gevaarlijke omslagpunt waar ik er in plaats van blij, boos van word. Boos op al die veroorzakers van dat zwerfvuil. Wie heeft vandaag al die boterkuipjes rondgestrooid? Welke vervelende hondeneigenaars doen het kakje wel in een zakje maar gooien dat zakje vervolgens in de berm?
En wanneer, o wanneer gaan we eindelijk, onder het motto ‘de vervuiler betaalt’ de McDonald’s en de Red Bulls van deze wereld zwerfvuilbelasting aanrekenen zolang zij zelf hun klanten niet willen responsabiliseren middels statiegeld?

Ik weet dus wat te doen als mijn energie- en inspiratiepeil een opkikker kunnen gebruiken. Gek genoeg weten veel mensen dat totaal niet. Dat merk ik haast elke dag in de spreekkamer. Aan wie, om welke reden dan ook, in een dip zit, stel ik vaak de vraag wat hun energiegevers zijn. En altijd weer sta ik ervan versteld hoe weinig mensen daar vlot op kunnen antwoorden. Velen hebben geen enkel benul, hebben er nog nooit over nagedacht en weten niet wat hun helpt als het even wat moeilijk gaat.
En zo zie je maar weer: er valt dus toch inspiratie te halen uit een werkdag.
Het is dan ook maar net zoals Jana Antonissen schrijft in haar column in dm.magazine vandaag: ‘Met een beetje wilskracht schuilt in zowat alles een verhaal. Schrijven is een mooi excuus om eender welke konijnenpijp in te duiken, jezelf ongevraagd overal mee te bemoeien. […] Misschien moeten we onszelf wel wijsmaken dat we meerwaarde produceren, wat rest ons anders nog?’

Konijnenpijp of niet, al dat zwerfvuilrapen heeft dus wel degelijk zin en ik bemoei me graag. Maar het kantelpunt komt altijd. Op tijd stoppen met ruimen is dan de boodschap. En dat komt goed uit, want de zak is vol en ik ben bij de koffiebar.
Die dode duif heb ik maar laten liggen.

Wees geen zwijn

Lang geleden dat ik nog eens zwerfvuil ben gaan rapen, maar na vandaag ben ik er ook meteen weer voor een tijdje van genezen.
Met dank aan een blauwe plastic emmer in de berm die, toen ik hem in de zak wou stoppen, vol mensenkak bleek te hangen. Gadver!!

Overige curiosa op deze tocht: een doos donuts, de resten van een uitgebreide frietmaaltijd met wel twintig papieren servetten en minstens vijf verschillende potjes sausen waarvan de helft onaangebroken, de verpakking van een paar ‘handcuffs’, een zwangerschapstest en drie zakken kattenbakvulling. Ja, een huisdier kost geld, en die bollen kattenbakvulling wegen zwaar door in je huisvuilcontainer. Dat zijn dure kilo’s om te betalen. Probleem?
Neem dan geen kat.
Eet je friet thuis op.
En doe ook uw gevoeg daar.

Toch is er ook goed nieuws van het zwerfvuilfront. Ik merk al een tijdje dat er opvallend minder zwerfvuil ligt. Of dat ik op bepaalde plekken wel veel zwerfvuil zie liggen, en me voorneem om daar een keer op te gaan ruimen, maar dat het bij een volgende keer passeren alweer opgeruimd blijkt. Fantastisch. Geweldig.
Dat kan maar één ding betekenen: dat er steeds meer zwerfvuilruimers actief zijn. Want in de zwerfvuil-veroorzakende mens heb ik een stuk minder fiducie..

Wie kakt er nu in emmers en gooit die vervolgens in de berm? Kak dan gewoon in de berm, dat is toch een graadje minder erg misschien. Dan spoelt de regen het op den duur wel weg. Of neem je emmer mee naar huis en maak hem daar leeg en schoon.
De emmer-kakkende-mens, ze bestaat helaas. Wie zijn ze? Wat drijft hen?
De zwangerschapstest was negatief.