Hoera, we leven nog. Wat ben ik blij dat ze weer achter de rug zijn, de feesten. Vooralsnog bij gebrek aan een tunnel om onder de feestmaand door te kruipen, zo van half december meteen naar januari, had ik de agenda vol nacht- en weekenddiensten geboekt. Ook een manier om eronderuit te komen. De tunnelsuggestie opperde An Olaerts ooit in één van haar altijd geweldige columns. Uit de krant diepte ik nog een ander idee op. Inschepen op een containerschip en dan verstopt in een kajuit een maand van de wereld zijn, op weg naar Ijsland ofzo. Als ik maar niet hoef te feesten.
Wellicht behoeft dit enige uitleg. Want mijn zus – aan wie ik het al honderd keer dacht uitgelegd te hebben – reageerde vorige week nog bij mijn bovenstaande verzuchting: ‘Hoezo? Vind jij dat niet leuk dan??’
Nee, ik vind feestdagen een corvee. Niet dat ik er tegen mijn zin zit hoor – ik vind het verschrikkelijk lief dat er nog altijd mensen zijn die mij durven uitnodigen en hun stinkende best doen om alle gasten te verwennen – maar ik word er zo moe van. Achteraf dan. Want op het feest zelf heb ik meestal het hoogste woord. Tot mijn eigen ergernis overigens. Energieloze dagen volgen, waarbij ik de fut niet heb om te doen wat ik allemaal wil doen en waar ik wél energie van krijg.
Dat komt: ik ben een introvert. Zo zijn er wel meer. Naar het schijnt is éénderde van de mensen introvert. De andere tweederde – en daarmee de overgrote meerderheid – is extravert. Dat gaat niet over muurbloempjes tegenover feestnummers. Nee, dat gaat over het opladen van de batterijen. Dus speciaal voor mijn zus, en bij uitbreiding voor alle onwetenden, leg ik het nog één keer uit. Wat dat introvert zijn betekent.
Want 1. er heerst een groot misverstand over de betekenis ervan (het is geen synoniem van muurbloempje dus), 2. er zijn veel meer introverten dan we denken, en 3. die weten het van zichzelf vaak nog niet. Dat is niet handig. Voor henzelf niet, én voor hun omgeving niet. ‘Oh nu snap ik mijn man/vrouw/collega/mezelf!’, is vaak de uitroep na mijn verhaal. Het helpt als mensen van zichzelf en van elkaar weten waar ze energie van krijgen, want vreemd genoeg is dat zelden het geval.
Het verschil zit hem dus in waar je energie uit put: uit de wereld buiten jezelf, of uit de eigen, innerlijke wereld van ideëen, emoties en indrukken. Introverten halen energie uit zichzelf: uit in hun eentje hun gangetje gaan, uit heerlijk verpozen in hun eigen gedachten, verdiept zitten in een boek of het rustig kabbelen van hun innerlijke stemmetje. Van schrijven in mijn dagboek of op mijn blog kom ik helemaal tot rust. Of van zitten mediteren en luisteren naar mijn eigen adem en gedachten.
Een extravert daarentegen wordt helemaal blij van interactie. Hoe meer zielen, hoe meer vreugd. Oeverloos praten en samenzijn, daar fleurt hij helemaal van op. Overigens kan de introvert wél erg genieten van een goed één-op-één gesprek. Het moet wel ergens over gáán – in koetjes en kalfjes is hij geen held.
Ik leerde dit ook allemaal pas toen ik bijna veertig was. In de knel tussen werk, het bouwen van een huis en de komst van mijn derde kind, had ik een aha-erlebnis toen ik het boek ‘Life Types’ over de Myers-briggs Type Indicator ontdekte. De puzzelstukjes vielen op hun plek. In het boek las ik: ‘Introverte mensen functioneren het beste als ze tijd voor zichzelf hebben en tijd voor reflectie.’ Dus dáárom zat ik als kind altijd al het liefste lekker op mijn kamertje te schrijven en te tutten. Als kind doe je vanzelf wat goed voor je is, wat je nodig hebt. Als volwassene heb je ineens bergen verantwoordelijkheden en verplichtingen en komt die tijd voor jezelf onder druk te staan. Dan moet je keuzes maken. Want feesten is prima, maar hoeveel tijd blijft er van een weekend over om te mijmeren en een beetje aan te rommelen?
Nu ik voor deze blog het boek weer eens doorblader, valt mijn oog op een zin die ik destijds vet onderstreept had: ‘Ik word ongeduldig en ik ga me ergeren als ik telkens gestoord word bij mijn werk en als ik word opgejaagd.’
Dat vat perfect samen waarom ik uiteindelijk uit mijn vorige praktijk gestapt ben. Ik was genoeg opgejaagd, het jakkerende hert was moe.
Ik raak geïrriteerd als ik niet genoeg ongestoorde tijd voor mijzelf heb, precies zoals het daar beschreven stond.
Daar heb ik me ondertussen wel bij neergelegd, het is niet anders. Mijn ontdekking van zen-meditatie was dan ook thuiskomen. Twintig minuten lang ongestoord op een kussentje zitten ademen is een paradijsje voor de introvert die ik ben. En voor die feestjes? ‘Je moet de kerk wel in het midden houden,’ wees mijn wijze vader me eens terecht nadat ik mijn kat gestuurd had naar het kerstfeest van de familie. Dat blijft een beetje zoeken, die kerk. De extra diensten die ik draai zijn ook maar een remedie tegen het knagende schuldgevoel dat me bekruipt als ik thuis blijf van een feest waar ik wel ‘hoor te zijn’. Wat dacht je, je komt niet zomaar onder de ingesleten conventies uit. Dienst draaien verschaft me een sociaal geaccepteerd excuus voor afwezigheid. Dan wijd ik me aan de nobele taak van de kostwinner: het gezin te eten geven.
Onlangs besloot schrijver Marnix Peeters zijn column in De Morgen met ‘Kerstmis is de dag waarop ik binnenblijf en mijn wc schilder’.
Er is altijd baas boven baas.
Wat een superverhelderend stukje. Hierdoor vallen ook bij mij nu de kwartjes! Dus als je introvert bent hóef je je niet te verantwoorden. Het is tegennatuurlijk om de hele dag aan het rennen te gaan. Dat ánderen daar energie van krijgen: ‘Fijn voor je!’.
Laat me met rust! Dat is pas energieversterkend.
Dank voor je uitleg. Je hóeft niets, je mág.
En trouwens, die hele hype m.b.t. Kerstmis. Heb je ook gemerkt dat het gewoon voorbij gaat, ook als je niet mee doet, of minder mee doet. Dat het dan net zo gezellig kan zijn.
Hoi Manna, ja dat klopt: het gaat gewoon voorbij. Ondertussen droom ik van de ideale kerst: gordijnen dicht, deuren op slot, kachel aan en dan twee hele dagen een dvd-reeks-marathon. (bij gebrek aan Netflix). Lijkt me de ultieme tunnel om door te kruipen. En dan tussendoor een dikke jas aan en een wandelingetje in het bos… anders zit je toch maar in te kakken, nietwaar?
Heel herkenbaar.
Ik vind het moeilijk, dat midden vinden tussen sociaal wezen en ongestoorde tijd voor mezelf nemen.