Hoera, ik ben een watje

Het voelde als uit de kast komen. In deze artsengroep waarmee we op een zonnige serene zondagochtend in Amsterdam weer samen zaten voor een bijeenkomst van ons Netwerk Arts en Meditatie. Bekennen hoe vaak ik me ongelukkig voel in mijn werk, want nee, ik heb het niet allemaal zo mooi voor elkaar. Toegeven dat ik me vaak zwak voel omdat ik die zenmeditatie nodig heb om het vol te houden. Toegeven hoe vaak ik me zorgen maak over dat volhouden. Mijn collega’s lijken het namelijk heel goed te doen. Zonder zen nog wel.

Hardop durven zeggen dat ik vaak denk: Moet ik weg hier? Moet ik ermee stoppen? En heel wat anders gaan doen? Maar wat dan? Ik ben huisarts in hart en nieren. En met mijn patiënten ben ik als een vis in het water. Wij kunnen met elkaar alle kanten op.

Vaak voel ik me het kneusje van de groep en daar schaam ik me – heel irrationeel – soms voor. Zit het artsenmeditatienetwerk nu vol kneusjes (op die enkeling na die aan de zen gaat uit nieuwsgierigheid) of juist vol mensen die het uiterste van zichzelf vergen en hard op zoek zijn naar manieren om het vol te houden? Is het zwak om zen nodig te hebben, of is het juist heel gezond om in te zien dat je zelfzorg nodig hebt? Al voelen we in onze omgeving nog veel weerstand tegen zenmeditatie.

Al die zwakte en dat getwijfel overroep ik vaak met hoeraverhalen over mijn zenmeditatie. Ja, het heeft me veel gebracht, dat mediteren. En ik stop er ook nooit mee. Maar nee, het is geen panacee. Het lost de spagaat niet op. Nee, zen is dé oplossing niet. Al helpt het erg.

Eén van de deelnemers vandaag, toevallig de enige klinisch werkende arts, prikte er zo doorheen. Ze zegt dat ze het moeilijk vond vandaag: dat het iets interns in ons als artsen is om het altijd beter te willen doen. We zijn altijd aan het nadenken over hoe het beter kan. En dat heeft ze dan ook veel gehoord in de bijeenkomst vandaag: hoe zen ons betere artsen kan maken. Hoe het spreekuur nog efficiënter kan lopen, hoe je in de loop van een hectische dag toch zen-momentjes kan inbouwen om even tot jezelf te komen. Hoe het helpt om beter te luisteren en beter contact te maken met de patiënt. Moest nu juist het voelen niet beter? Moest de druk op het steeds beter en efficiënter willen niet juist een beetje minder? Ging het niet over erkennen wat er is, zonder dat op te willen lossen?

Waar ligt de grens? Zen mag geen doping worden om iets onmogelijks vol te houden, ten koste van de mensen die het moeten doen. Dat is zelfs gevaarlijk. Stel je voor dat managers doorkrijgen dat je dan nog vollere spreekuren aan kan. Dat je dan verplicht twee keer per dag twintig minuten op een kussen moet gaan zitten. En als je dat niet kan, dat je dan aan de Ritalin moet of ontslag krijgt. Dat zen misbruikt wordt om productiecijfers op te krikken.

Op de belangrijkste terreinen in mijn leven gaat het heel goed, alleen op mijn werk krijg ik maar geen vat. Al heb ik al heel veel gesleuteld en geprobeerd. Ik blijf te vaak met schrik en beven de werkdag aanvangen. Hoe gaan we het vandaag weer redden?

Kijk, af en toe jezelf te pletter werken, vind ik geen enkel probleem. Af en toe. Bij ons is het het omgekeerde verhaal: af en toe kan ik na een werkdag zeggen: ‘Zo. Lekker gewerkt vandaag.’ Die verhouding staat op zijn kop.

Crisisvrees en controledwang? Of gewoon een veel te vol bord dat maar niet leger raakt omdat we ons als praktijk in de steek gelaten voelen door Kring, LHV en ziektekostenverzekeraars? Omdat we geen opvolgers vinden in die moeilijke wijk van ons (al gloort daar nu een sprankje hoop)?
Ondertussen blijf ik die ploeterdokter die net te vaak thuis crasht na weer een onmogelijke werkdag. Ik kan dit wel volhouden, en gelukkig zijn er veel patiëntencontacten die me veel voldoening geven, dat blijft de brandstof, maar wil ik dit wel volhouden?

Zo eerlijk heb ik er nooit voor uit durven komen. Ik zit niet te wachten op het imago van een zielige ploeterdokter. Dat ben ik ook niet. Binnenkort zit ik bijvoorbeeld lekker in het vliegtuig naar een week nascholing in zonnig Madrid. Ook die glanzende kant van de medaille hoort bij mijn werk. Misschien moet ik de boel wat vaker weglachen. Niet zo serieus mijn best willen doen. Alleen lukt dat lachen of relativeren niet zo goed in stressmodus.

Ik heb meer vragen dan antwoorden.
En toch moest dit verhaal eruit, einde aan de schone schijn. Ik zal toch niet de enige zijn, gok ik zo in het wilde weg.

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

Geef een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.