De meteo beloofde weer een paar zonnige dagen, er diende onrust in het hoofd bestreden te worden en ik wilde al lang eens bijbabbelen met mijn vriendin Soe. Drie goede redenen om vorige week op de fiets te springen en een tochtje naar Sint Niklaas aan te vatten.
Het fietsen gaat vanzelf. Vorige keer de hele heenweg wind tegen, nu wind mee. Podcastje in de oren, ik luister naar Touché met Soe Nsuki (toeval) en lach als deze stand-upcomedian vertelt over hoe graag ze zich soms overgeeft aan een beetje zwelgen in Dr Phil: ‘Soms wil ik graag even geloven in zo’n wereld waar Dr Phil even alles komt oplossen. Alle vragen, onzekerheden, twijfels en zorgen.’
Me too, Soe. Me too. Don’t we all from time to time?
Daarom fiets ik dus. En daarom mediteer ik: learning to be comfortable with discomfort.
Al valt dat erg mee op een zonnige dag op een fijn fietsje met fijne muziek in de oren en geen verplichtingen in het verschiet.
In Antwerpen hou ik halt op een bankje in de zon op het inkomplein van de Zoo. Even pauze voor een boterham en een soepje, met uitzicht op een groep roze flamingo’s.
Dat klinkt bijna te mooi om waar te zijn maar – hand op mijn hart – het is echt waar. Ocharme een paar uurtjes fietsen en ik word zomaar overvallen door de bliss van een buitenland-vakantiegevoel.
Zon strak aan de hemel, wind mee, het fietsen was heerlijk. Hoewel, het ging eigenlijk té goed. Door dat lekkere rugwindje ging het zowat vanzelf en was ik al om drie uur in de namiddag op de plaats van bestemming. Naar analogie van de runner’s high verlang ik naar de voldoening van de ‘biker’s high’ waar ik verdorie recht op heb na 90 kilometer fietsen. Maar die blijft uit en ik blijf op mijn honger zitten. Het voelt alsof ik een ritje naar de supermarkt gedaan heb. De batterij van mijn fiets denkt er hetzelfde over: pas na zestig kilometer fietsen, zo ergens rond Haasdonk, ging het eerste blokje eraf.
Soe antwoordt ondertussen enthousiast op mijn berichtje: ‘Hey Martine, wat een leuk idee. Kom jij bij ons eten? Ben je alleen? In compagnie?’
Ik ben alleen en we spreken iets na zeven af. Ik ga op zoek naar een fles wijn om af te geven en heb dan nog een paar uur zoek te maken.
Oeps, geen boek bij me. Daar kreeg ik op de fiets al spijt van maar terugkeren was natuurlijk geen optie. Onderweg passeerde ik wel zo’n gratis boekenstalletje. Snuffelend door de inhoud daarvan vond ik enkel thrillers, doktersromannetjes, een boek over babies’ eerste levensjaar en ‘Wat leert de bijbel u echt?’
Nee danku, dan red ik me wel met de digitale krant en een paar e-books die ik altijd op mijn telefoon heb staan voor noodgevallen.
Het weerzien met Soe is zalig. Het was alweer jaren geleden, maar die afstand is van geen tel. Even kijken we elkaar onzeker aan, hoe gaan we elkaar begroeten? Jij al gevaccineerd? Ik ook! En dan volgt het bevrijdende gevoel dat we mogen doen wat ons hart ons ingeeft: een klapzoen en een dikke knuffel. Wat een wonderlijk verrukkelijk gevoel om ‘normaal’ te mogen doen. Pas dan voel ik hoe hard ik dat gemist heb. Een gewone begroeting voelt buitengewoon. Zoals altijd zit het hem in de kleine dingen.
Net voor de avondklok ben ik terug op mijn hotelkamer en slaap als een marmot.
Op de terugweg de volgende dag mag ik alsnog het genoegen van een biker’s high smaken want de hele terugweg krijg ik wind tegen. Vooral de lange lange kilometers langs het kanaal. Podcasts luisteren kan ik vergeten, daarvoor fluit de wind te hard langs mijn oortjes. Ik vind het allemaal prima.
Muizenissen en hoe ze te bestrijden: een stevige portie beweging, een goed gesprek met dierbare vrienden, enige dosissen bier en een exquise zalmquiche. Meer moet dat niet zijn.