Minisabbatical

M’n maand thuis als ‘werkloze’ vrouw zit er bijna op, en o wat heb ik ervan genoten. Werkloos is heel relatief in dit verband, want ik heb me met overgave gestort op de ‘kwadrant B’- taken. U weet wel, die klussen waar je nooit aan toekomt vanwege druk druk druk, maar die juist zo enorm veel voldoening opleveren als je je er echt aan hebt kunnen wijden.

Zo is de hele stapel achterstallige vakliteratuur eindelijk een kopje kleiner gemaakt, ben ik zwaar in de euthanasielectuur gedoken en heb me eindelijk het nieuwe dienstroosterprogramma eigen gemaakt.
Veel tijd ging ook naar andere vormen van scholing: op het programma stonden drie trainingsdagen en één congres van de Levenseindekliniek (tjonge, wat pakt die club het gedegen aan!), de befaamde Barning vierdaagse nascholing – echt een begrip in Midden-Brabant – en een minisesshin (zenretraite). Even mentaal detoxen.

Echt werkloos kun je dat bezwaarlijk noemen. Het opzetten van mijn nieuwe eenmanszaakje als waarnemer vroeg aandacht, en ik moest me inwerken in de nieuwe praktijken waar ik ga waarnemen.

Toch bleef er genoeg tijd over om te mediteren en te schrijven. Sinds ruim een jaar volg ik een schrijfcursus, en eindelijk is het me gelukt om die WordPress onder de knie te krijgen en een eigen blog op te zetten. Peanuts eigenlijk, maar hier spreekt een vrouw met een grondige hekel aan uitzoeken hoe technische ICT-dingen werken. Als het dan toch lukt, geeft het wel een enorme boost.

Wat het meest deugd deed? Voor het eerst in jaren weer mentaal aanwezig zijn thuis. Niet meer alleen lijfelijk. Echt beschikbaar zijn voor de kinderen. Dit herinner ik me alleen van zwangerschapsverlof vroeger.

Dus ja, een beetje spijt dat het erop zit, heb ik wel. Dat bedacht ik me zo tijdens het rennen in het bos vanochtend. Meteen daarna kwam een bevrijdende tweede gedachte: ‘Hé, maar dit kan ik nog eens doen! Ik ben nu eigen baas, dus wat let me om nog eens een maand vrij te organiseren in de toekomst? Flink sparen, en dan een dik kruis zetten in de agenda: een maand geen opdrachten.’

Een maand thuis. Lijkt me een goed recept voor elke arts.

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

Coach

Herfstwandeling
‘Hoi Martine. Wat een moedig besluit en mooi om te zien dat je bezig bent met de dingen die er voor jou toe doen! Mocht je een keer langs de A2 rijden tussen Den Bosch en Utrecht, nodig ik je uit om een herfstwandeling te maken. Gezonde groet. Desiré.’
Desiré is loopbaancoach voor artsen. Ze heeft me ruim twee jaar geleden gecoacht toen ik al twijfels had over mijn plek in de huisartsenpraktijk waar ik op dat moment dertien jaar werkte. De ongezond hoge werkdruk greep me er naar de keel. Ik had haar gemaild dat ik de knoop had doorgehakt om uit de praktijk te stappen.

Lentewandeling
Exact zes maanden, één week en vijf dagen na deze mail komt het er eindelijk van, die herfstwandeling. Al is het ondertussen bijna een lentewandeling: over minder dan een week begint de lente en de narcissen staan al hoog om de stammetjes van de beukenbomen, al snijdt de wind ons koud in het gezicht.

Buikpijn
Er valt veel bij te praten na die lange tijd en laverend om modderpoelen en diepe tractorsporen vertellen we elkaar hoe het ons vergaan is in de tussenliggende jaren. Zij heeft privé veel meegemaakt met een heftig overlijden, ik ga werken voor de Levenseindekliniek. We vinden elkaar, we hebben allebei iets met de dood en hoe intens het leven daarrond vaak wordt. Voor leven geldt net als voor werk: goed afscheid nemen is belangrijk. Goed afsluiten, de pijn doormaken. Hoe zuiver ons lijf vaak vertelt wat er is; soms letterlijk: Desiré vertelt over buikpijn en barensweeën. En uit de doorgemaakte pijn de levenslessen puren die je meeneemt naar vandaag.

Driesprong
Als we op een driesprong aankomen, neemt de coach in Desiré het over: ‘Martine, kijk hier eens rond en vertel hoe je in dit landschap ziet wat je hebt achtergelaten en waar je naartoe gaat.’
Mijn blik valt op het veld met de laag afgeknotte stammetjes van een beukenhaag. ‘Dat is duidelijk de praktijk die ik heb achtergelaten: er is verlies, er is een gat geslagen, maar het is ook schoon achtergelaten, het kan weer groeien. Mijn opvolgster kan als een vaardige hovenier haar eigen stempel drukken.’
Om van het veld naar de weg te raken, moet ik nog een modderstrook doorploegen om bij de driesprong te komen. Dat klopt ook wel: de overgangsfase is vreemd, onwennig afkicken van de ren-je-rot-drukte.
Bij de driesprong kan ik kiezen: links of rechts op een goed onderhouden verharde weg, wind mee of tegen. Of recht vooruit: een onverhard tractorspoor. M’n eigen weg vinden.

Frisse wind
De toekomst ligt open, ik kan alle kanten uit. Wat een bevrijdend vooruitzicht. Laat de frisse scherpe wind ondertussen maar flink de beangstigende onzekerheden wegblazen.
In het pannenkoekenrestaurant aan het einde van de wandeling warmen we ons aan een romige cappuccino en een punt monchoutaart. Schoenen vol modder onder de tafel. Dat heb je zo met driesprongen.

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

Mensenmens

‘Tja, jij bent een mensenmens. Die houden het in de zorg niet vol.’ Mevrouw Van Geel stelt het laconiek vast bij het bezoekje dat ik haar in het ziekenhuis breng.

Ze is opgenomen omdat ze te ziek werd van de chemo. Jarenlang had ik alleen maar haar man gezien op het spreekuur, en toen zij een keer kwam, was het meteen mis: de kortademigheid waar ze de laatste tijd last van had, bleek van een longtumor te komen.

Er was meteen die goeie klik in onze verstandhouding die alle versieringen overbodig maakt. Recht naar de kern, ze wilde het over euthanasie hebben. Dus hadden we het daarover. Zij is zo’n ferme vrouw die heel goed weet wat ze wil en vooral ook wat ze niet wil. Dus wilde ze weten wat ze aan me had en me haar wensen duidelijk maken. We mochten elkaar meteen.

Het eerstvolgende gesprek daarna was dus dat ziekenhuisbezoekje. Waar ik met hangende pootjes moet gaan vertellen dat ik intussen besloten heb de praktijk te verlaten. Lastig, nu we net het onderwerp euthanasie hebben besproken. Het verrast haar niet, ze had zelf de diagnose al gesteld. Een mensenmens.

Gelukkig blijkt mijn opvolgster ook van het mensenmenssoort. Ik heb de euthanasievraag van mevrouw Van Geel aan haar over kunnen dragen. Ik ben blij dat ik zo’n opvolgster gevonden heb. Dat ik überhaupt een opvolgster gevonden heb voor zo’n moeilijke praktijk. Nu duimen dat ze het volhoudt.

NB: Mevrouw Van Geel heet natuurlijk niet zo. Ze heeft wel toestemming gegeven voor dit stukje.

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

De laatste dag

Voor de allerlaatste keer steek ik de sleutel in het slot om de praktijk te openen. Terwijl het rolluik omhoog rolt, tel ik de peuken op de stoep. Vertrouwd beeld. Ik zwaai naar een patiënt die langs komt fietsen en ook aan haar dag begint. Dit is mijn laatste werkdag hier. Ik weet het, maar kan het niet bevatten. Vijftien jaar lang reed ik elke werkdag van Turnhout naar Tilburg en na vandaag stopt dat.

Misschien is het wel goed om eens per tien, vijftien jaar schoon schip te maken in je leven. Verhuizen, je baan opzeggen, of grote schoonmaak in je relatie. Oude rommel opruimen, ontdoen van ballast die het systeem vertraagt en doet haperen. Ruimte maken in kasten en in je hoofd. Het is ongelooflijk wat ik hier in die jaren bij elkaar verzameld heb. Bergen aantekeningen en mappen van nascholingen, vergaderingen, cursussen, contracten en overleg gaan de papiercontainer in. Alles wat ik nodig heb, zal ik wel op het internet terugvinden. En heb ik toch wat te veel weggegooid, dan is dat een mooie oefening in loslaten.

Het stemt me verdrietig dat ik geen andere mogelijkheid meer zag dan hier te stoppen, het spijt me dat het ons samen niet gelukt is om het werk werkbaar te houden. Zo doorgaan was geen optie meer, dan zou ik een keer omvallen, daar kon je donder op zeggen. Ik stap uit de maatschap en laat mijn patiënten achter in de handen van een goede opvolgster. Ik hoop dat zij zich kan handhaven in deze drukke praktijk. Ik gun het haar.

Het liefst had ik gewild dat deze wijk eindelijk werd erkend als achterstandswijk. Dat is hard nodig. Maar ik ben onderweg de hoop kwijt geraakt dat dat gaat lukken. Het kan niemand wat schelen, zo hebben we gemerkt. We voelden ons in de steek gelaten. Natuurlijk hebben we zelf steken laten vallen. Maar… overheid, Nivel, LHV, Kring, waar bleven jullie?

Het afscheid is ook warm. Patiënten overladen me met bloemen en bonbons, met knuffels en afscheidszoenen. de meest hartverwarmende zinnen lees is ik op de stapels kaartjes die ik krijg. Misschien was dit wel de mooiste:

‘Bedankt voor wie je bent. Hoe je bent en wat je voor ons deed. Iemand die ons “echt” kent. Dat deed ons goed. Frans en Rika’

Daar bleek dit weggaan ook goed voor: beseffen hoe belangrijk een huisarts is voor de mensen. Hoeveel je blijkbaar voor hen betekent. Vooral voor degenen met wie het contact niet altijd even soepel liep. Deze erkenning en waardering heeft me veel goed gedaan.

Ik ga nu op zoek naar een werkplek waar een mens nog mag ademen tijdens het werk. En heb er alle vertrouwen in dat dat gaat lukken.

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

Zikamoeders

Vannacht droomde ik dat ik zelf een microcefaaltje had. Gekregen dan. Na negen maanden zwangerschap en een bevalling dus. En hoe meteen instant-stapelverliefd ik op dat mensje was. Ze was zo lief en schattig en rustig.
‘Eigen kind, schoon kind’, zoals wij zeggen in Vlaanderen.

De droom was natuurlijk ingegeven door alle berichtgeving over het zikavirus. Oorlogstaal in de kranten: ‘Brazilië verklaart oorlog aan de mug!’, ‘De Aedes aegypti (zo heet het langpotige kreng dat het virus overbrengt) wil oorlog, oorlog zal ze krijgen!’, ‘President Roussef zet soldaten in om de huizen uit te roken!’ En minister van volksgezondheid Castro doet nog een schepje boven op de onrust: ‘De autoriteiten zijn de oorlog tegen de mug aan het verliezen!’
Beelden van 220.000 soldaten in knalgele pakken, met laarzen en maskers en rookkanonnen voeden de angst.

De mug wordt electoraal gekaapt om oude vetes te beslechten en politieke tegenstanders een kopje kleiner te maken. Vergeet IS, we hebben een verse vijand: de zikamug.
En dames, we laten jullie niet in de steek, we zullen ervoor zorgen dat jullie legaal abortus mogen krijgen. Want wie wil nou een kind met een afwijking.

In schril contrast met deze gezwollen koppen en het geschreeuw, staan de beelden die op mij blijkbaar wél indruk maken: keer op keer zie ik moeders die liefdevol de baby’s met de kleine hoofdjes in bad stoppen, knuffelen en toebrabbelen. Moeders die houden van hun wurmpjes en die wurmpjes die dit gebrabbel beantwoorden met kamerbrede lachjes van de meest innemende soort.

Hulde aan de moeders. Waar ook ter wereld. Moeders hebben geen tijd voor oorlog. Ze doen wat nodig is: zorg en liefde geven aan hulpeloze wezentjes. Daar is geen krantenkop voor nodig.

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

An apple a day keeps the doctor away

Een nieuw jaar, een nieuw begin. Goede voornemens horen erbij. Want als het goed is, wilt u mij zo weinig mogelijk zien dit jaar. Wie komt er nou graag veel bij de huisarts? Meestal toch een teken dat er iets loos is.
Nou kunt u daar zelf natuurlijk veel aan doen. Stoppen met roken met stip op 1, meer gaan sporten en afvallen vervolledigen de top 3. Gaan mediteren, nog zo’n goeie, en ook de yogaklasjes zullen bij de eerste les in januari goed gevuld zijn.

Gezond eten. Minder suiker, en wie helemaal hip is doet aan vega, raw food of glutenvrij. Of dat allemaal zinvol is, is weer een heel andere vraag.

Toch zit er in die ‘apple a day’ veel waarheid. Het zijn vaak de kleine dingen die het doen. Grootse plannen zijn moeilijk vol te houden. Kleine stapjes hebben uiteindelijk soms een veel groter effect.

De truc schijnt te zijn om je te focussen op het ontwikkelen van nieuwe gezonde gewoontes, meer dan op doelen of besluiten. Gewoontes die goed ingesleten raken, dus elke dag een beetje oefenen.

Mijn goede voornemens:
meer regelmaat in het mediteren, schrijven op elke vrije dag, dagelijks een kikker inslikken (De Correspondent heeft hierover een fantastisch artikel geschreven: hoe het doorslikken van de spreekwoordelijke kikker model staat voor een remedie tegen uitstelgedrag) en een bambukoffie na de maaltijd in plaats van een zoet dessert.
En u?

Ik wens u allen een mooi 2016 dat blaakt van gezondheid, mededogen en verbinding.

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

De gevorderdencursus

Paulien Cornelisse heeft een geweldige omschrijving van ‘het leven’ gegeven: ‘Welkom bij de cursus “doormodderen voor gevorderden”’. Toen ik dat las, wist ik: Hoera, ik ben gepromoveerd tot gevorderde.

Na twee nare dissociaties, één ontslag en vijftien jaar bikkelen in een achterstandswijk, sta ik nog rechtop en hou van mijn volkse Vogeltjesbuurt.

Wellicht heeft mijn militaire opleiding daar iets aan gedaan. Ooit in een ver verleden heb ik een blauwe maandag (twee jaar) bij defensie gediend.

Een leerrijke tijd. Ik zag er voor het eerst platjes kruipen (qua soa’s kun je geen betere leerschool hebben), ploeterde door strontslootjes, groef schuttersputjes met mijn buddy Toon en was blij met de wat oudere (en enige) collega-huisarts die bij elke zware veldmars onderuit dreigde te gaan. Hij belandde buiten de strijd met pijn op de borst en ik speelde dan 112. Zo bleef mij keer op keer een fatale afloop bespaard. En het bijbehorende gezichtsverlies.

Ik heb er ook geleerd dat ik nooit ambtenaar wilde worden, en me heilig voorgenomen dat ik nooit van m’n leven ‘druk druk druk’ in de mond zal nemen. Dat riep men daar om de haverklap, ook al waren de spreekuren een eitje: een kwartier per patiënt en een half uur koffiepauze tussen de blokken. Daar kan ik nu alleen maar van dromen.

Het was een fantastische tijd. We leerden kaartlezen (betaald op de fiets in het zonnetje), marcheren, kregen geschiedenisles en trainden onze vaardigheden in basic life support. Knusjes knoopten Toon en ik buddygewijs onze halve tentjes aan elkaar voor een nachtje op de Oirschotse hei. Tot de vijand onze idylle kwam verstoren. Ja, we waren niet bij de scouts natuurlijk.

Bij de fysieke proeven bengelde ik aan het staartje van de rij, maar schieten kon ik als de beste. Nog steeds kan ik in het pikkedonker mijn Glock uit elkaar halen, poetsen tot hij blinkt als een spiegel en weer schietklaar maken – gesteld dat ik nog een Glock zou hebben.

Dat je niet zonder je buddy mocht gaan plassen, vond ik dan weer heel wat minder. Met zwarte en groene verfstrepen op mijn wangen, heb ik achter menige struik gehurkt gezeten. Als om de absurditeit van de situatie te benadrukken, hoorde ik kapitein Eveline geregeld achter me fluisteren: ‘Ik ben Martine Schrage, negenentwintig jaar, huisarts’.

Nee, omvallen daar deden we niet aan. Wij modderden voort. Want aan het einde van elke strontsloot wachtte een verkwikkende douche: wij op een rijtje tegen de muur, terwijl de zwaar besnorde adjudant de tuinslang hanteert.

PS Toon is een pseudoniem.

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

Proppen, prutsen en afraffelen

‘Goedemorgen dokter, het kan snel hoor want ik heb maar drie kleine vragen: Iets over snurken, want de kno-arts adviseert een operatie maar dat wil ik niet, is er ook iets anders? En ik denk ook dat ik slaapapnoe heb. En oh ja, wilt u ook even kijken of m’n schouder vast zit. Graag in één consult want anders moet ik terugkomen en ik heb nu speciaal vrij genomen. Nee, van de assistente kreeg ik geen dubbele afspraak want er stonden al vijf dubbele afspraken gepland zei ze.’

Kijk, sommige dokters kunnen dat misschien, maar ik kan dat niet.

Beste patiënt, als je drie dingen in één consult wilt proppen, doe je jezelf tekort. En mij natuurlijk ook. Je vraagt me eigenlijk om prutswerk af te leveren, en je klachten snel af te raffelen. Dat kan en dat wil ik niet.

De zorgvraag is eindeloos, ik verdrink er soms in.
Patiënten verdrinken in de druk die zij ervaren want de werkgever staat ook niet hoera te roepen als je vrij vraagt om naar de dokter te gaan. Draait de maatschappij door?

Ik heb het recht mijn grenzen aan te geven. U mag het daar niet mee eens zijn. We zijn volwassen mensen, daar moeten we mee kunnen leven. Als we elkaar dan niet meer aardig genoeg vinden, kunnen we afscheid van elkaar nemen. Al had ik u liever aardig gevonden, en u mij.
Huisartsen zijn suckers for love.

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

Ode aan de man

Vaderdag. En weer heb ik geen cadeautje. Heeft hij net een geheelonthouders jaar ingelast, dus met een lekkere gin of cadeauverpakking ‘2 Duvels + glas’  hoef ik niet aan te komen. Ik ben er ook gewoon niet goed in. Niet in cadeautjes, en niet in hem de aandacht geven die hij verdient.
Maar schrijven kan ik wel.

Een ode aan de man dus. Aan mijn man.
Al kun je in dit verhaal (vrouw runt een praktijk, man doet het huishouden) de m/v net zo goed omdraaien.

Ruim veertien jaar geleden nam ik mijn huidige praktijk over in Tilburg en stapte in een maatschap van vijf. Hoogzwanger van mijn tweede kind. Zoals we bedacht hadden, draaiden wij toen de rollen om: hij zorgde voor de pasgeboren baby en de peuter die er al was terwijl we een huis en een  praktijk aan het bouwen waren. Later deed hij dat nog eens losjes over toen er nog een derde kwam. De kers op de taart, het cadeautje. Ze is ondertussen negen.

Ruim vóór die periode had ik nog een hele tijd in een Belgische groepspraktijk gewerkt. Dat was in de oertijd toen we nog dienst deden met de sematone. Hij was dus de achterwacht die thuis de ongeruste patiënten aan de lijn kreeg en alles georganiseerd moest krijgen met de keuze tussen één, twee of drie biepjes. Dat dat nog lukte ook, mag eigenlijk een wonder heten. Want de ontvanger van die biepjes beschikte niet over de luxe van een mobieltje om even te horen wat er aan de hand was.

Ook heeft hij mij nog hele weekenden in een Oirschotse huisartsenpraktijk gezelschap gehouden. Dienst van vrijdagavond tot maandagochtend, dus baby, wieg, badje en oventje – dienst of geen dienst, verse broodjes op zondagochtend horen erbij – sjouwde hij mee. Tussendoor wees hij patiënten de wachtkamer tot het spoedspreekuurtje begon als ik terugkwam van visite rijden.

De komst van huisartsenposten in Nederland betekende een grote verlichting voor ons beiden. En nog steeds natuurlijk. Al sta je daar niet vaak meer bij stil.

Mijn werk als huisarts heb ik al die jaren alleen maar met volle overgave kunnen doen, in de wetenschap en het vertrouwen dat thuis alles op rolletjes liep. Nooit heb ik hoeven stressen over tijdig aan de schoolpoort staan. Een ziek kind was altijd in goede handen.

Ik herinner me zelfs zo’n dag met een ziek kind dat ik ‘s ochtends thuis vertrok en pas ‘s middags voor het eerst dacht ‘Hoe zou het nu met zoonlief zijn?’ Zo kon ik opgaan in het spreekuur. Alleen maar door al dat vertrouwen in zijn zorgzaamheid en toewijding.

Uitlopende vergadering, interessante nascholingen, nog even een nagekomen of moeilijke visite… het was nooit een probleem. Mijn eten werd voor me warm gehouden, en nooit heb ik een verwijt gekregen over al dat late thuiskomen.

Komende uit een lerarengeslacht, en zelf een achtergrond als militair, hoeft het niet te verbazen dat hij onze kinderen ook nog eens stevig heeft opgevoed. We kunnen er overal mee komen en ze doen het prima. Ik ben apetrots op ze.

Dat heeft die man van mij allemaal geweldig gedaan, en nu hij zelf weer aan het werk gegaan is – daar was hij wel aan toe na veertien jaar zorgen voor de koters en het huishouden – dragen zijn sterke schouders nog steeds de meeste huishoudelijke beslommeringen. Hij klaagt er nooit over, lijkt het allemaal op zijn gemak aan te kunnen.

Zoals ik nooit de huisarts had kunnen zijn die ik altijd geweest ben, zonder de volle steun van mijn man, zo hebben vele vrouwen dat altijd gedaan voor hun huisarts-echtgenoten.
Steeds minder vrouwen (en nog altijd amper mannen) zijn bereid die zorgende en steunende rol volledig op zich te nemen. Al ben ik nog altijd van mening (noem me gerust traditioneel, maar dan wel precies het tegenovergestelde van het gangbare ‘traditioneel’) dat het heel waardevol is: mijn kinderen én mijn patiënten zijn nooit iets tekort gekomen. We hebben dat samen goed gedaan.

Deze blog die ik schrijf  terwijl jij vers aardbeienijs staat te maken, is dan ook voor jou.

Liefs.

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)

Hoera, ik ben een watje

Het voelde als uit de kast komen. In deze artsengroep waarmee we op een zonnige serene zondagochtend in Amsterdam weer samen zaten voor een bijeenkomst van ons Netwerk Arts en Meditatie. Bekennen hoe vaak ik me ongelukkig voel in mijn werk, want nee, ik heb het niet allemaal zo mooi voor elkaar. Toegeven dat ik me vaak zwak voel omdat ik die zenmeditatie nodig heb om het vol te houden. Toegeven hoe vaak ik me zorgen maak over dat volhouden. Mijn collega’s lijken het namelijk heel goed te doen. Zonder zen nog wel.

Hardop durven zeggen dat ik vaak denk: Moet ik weg hier? Moet ik ermee stoppen? En heel wat anders gaan doen? Maar wat dan? Ik ben huisarts in hart en nieren. En met mijn patiënten ben ik als een vis in het water. Wij kunnen met elkaar alle kanten op.

Vaak voel ik me het kneusje van de groep en daar schaam ik me – heel irrationeel – soms voor. Zit het artsenmeditatienetwerk nu vol kneusjes (op die enkeling na die aan de zen gaat uit nieuwsgierigheid) of juist vol mensen die het uiterste van zichzelf vergen en hard op zoek zijn naar manieren om het vol te houden? Is het zwak om zen nodig te hebben, of is het juist heel gezond om in te zien dat je zelfzorg nodig hebt? Al voelen we in onze omgeving nog veel weerstand tegen zenmeditatie.

Al die zwakte en dat getwijfel overroep ik vaak met hoeraverhalen over mijn zenmeditatie. Ja, het heeft me veel gebracht, dat mediteren. En ik stop er ook nooit mee. Maar nee, het is geen panacee. Het lost de spagaat niet op. Nee, zen is dé oplossing niet. Al helpt het erg.

Eén van de deelnemers vandaag, toevallig de enige klinisch werkende arts, prikte er zo doorheen. Ze zegt dat ze het moeilijk vond vandaag: dat het iets interns in ons als artsen is om het altijd beter te willen doen. We zijn altijd aan het nadenken over hoe het beter kan. En dat heeft ze dan ook veel gehoord in de bijeenkomst vandaag: hoe zen ons betere artsen kan maken. Hoe het spreekuur nog efficiënter kan lopen, hoe je in de loop van een hectische dag toch zen-momentjes kan inbouwen om even tot jezelf te komen. Hoe het helpt om beter te luisteren en beter contact te maken met de patiënt. Moest nu juist het voelen niet beter? Moest de druk op het steeds beter en efficiënter willen niet juist een beetje minder? Ging het niet over erkennen wat er is, zonder dat op te willen lossen?

Waar ligt de grens? Zen mag geen doping worden om iets onmogelijks vol te houden, ten koste van de mensen die het moeten doen. Dat is zelfs gevaarlijk. Stel je voor dat managers doorkrijgen dat je dan nog vollere spreekuren aan kan. Dat je dan verplicht twee keer per dag twintig minuten op een kussen moet gaan zitten. En als je dat niet kan, dat je dan aan de Ritalin moet of ontslag krijgt. Dat zen misbruikt wordt om productiecijfers op te krikken.

Op de belangrijkste terreinen in mijn leven gaat het heel goed, alleen op mijn werk krijg ik maar geen vat. Al heb ik al heel veel gesleuteld en geprobeerd. Ik blijf te vaak met schrik en beven de werkdag aanvangen. Hoe gaan we het vandaag weer redden?

Kijk, af en toe jezelf te pletter werken, vind ik geen enkel probleem. Af en toe. Bij ons is het het omgekeerde verhaal: af en toe kan ik na een werkdag zeggen: ‘Zo. Lekker gewerkt vandaag.’ Die verhouding staat op zijn kop.

Crisisvrees en controledwang? Of gewoon een veel te vol bord dat maar niet leger raakt omdat we ons als praktijk in de steek gelaten voelen door Kring, LHV en ziektekostenverzekeraars? Omdat we geen opvolgers vinden in die moeilijke wijk van ons (al gloort daar nu een sprankje hoop)?
Ondertussen blijf ik die ploeterdokter die net te vaak thuis crasht na weer een onmogelijke werkdag. Ik kan dit wel volhouden, en gelukkig zijn er veel patiëntencontacten die me veel voldoening geven, dat blijft de brandstof, maar wil ik dit wel volhouden?

Zo eerlijk heb ik er nooit voor uit durven komen. Ik zit niet te wachten op het imago van een zielige ploeterdokter. Dat ben ik ook niet. Binnenkort zit ik bijvoorbeeld lekker in het vliegtuig naar een week nascholing in zonnig Madrid. Ook die glanzende kant van de medaille hoort bij mijn werk. Misschien moet ik de boel wat vaker weglachen. Niet zo serieus mijn best willen doen. Alleen lukt dat lachen of relativeren niet zo goed in stressmodus.

Ik heb meer vragen dan antwoorden.
En toch moest dit verhaal eruit, einde aan de schone schijn. Ik zal toch niet de enige zijn, gok ik zo in het wilde weg.

(Deze tekst verscheen eerder op Medisch Contact – medischcontact.nl)